Leviticus 24:16

16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.

Leviticus 24:16 Meaning and Commentary

Leviticus 24:16

And he that blasphemeth the name of the Lord
Or, "but he that blasphemeth" from whence the Jews gather, that the name Jehovah must be expressed, or it is no blasphemy; so Jarchi; but it is not bare using or expressing the word Jehovah that is blasphemy, but speaking ill and contemptuously of God, with respect to any of his names, titles, and epithets, or of any of his perfections, ways, and works: he shall surely be put to death;
no mercy shall be shown him, no reprieve or pardon granted him: hence it is said ^F6, there is no atonement for it, by repentance, or chastisements, or the day of atonement: so blasphemy against the Holy Ghost is not forgiven, neither in this world nor in that which is to come, ( Matthew 12:31 Matthew 12:32 ) ; [and] all the congregation shall certainly stone him;
shall have no pity on him, nor spare him, but stone him till he dies: as well the stranger as he that is born in the land, when he
blasphemeth the name [of the Lord], shall be put to death;
even a proselyte of the gate, a Gentile that sojourned among them, uncircumcised, and did not profess the Jewish religion, as well as a proselyte of righteousness, and an Israelite born; yet, if he blasphemed the God of Israel, was to lose his life without any mercy shown him.

---

FOOTNOTES:

F6 R. Alphes, par. 1. Yoma, c. 1. fol. 261. 1.

Leviticus 24:16 In-Context

14 Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna zal hem de gehele vergadering stenigen.

15 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen.

16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.

17 En als iemand enige ziel des mensen zal verslagen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden.

18 Maar wie de ziel van enig vee zal verslagen hebben, hij zal het wedergeven, ziel voor ziel.