Leviticus 7:16

16 En zo het slachtoffer zijner offerande een gelofte, of vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij zijn offer offeren zal, gegeten worden, en het overgeblevene daarvan zal ook des anderen daags gegeten worden.

Leviticus 7:16 Meaning and Commentary

Leviticus 7:16

But if the sacrifice of his offering be a vow
Be on account of a vow made, as, that if he was favoured with such and such benefits, or delivered out of such and such troubles and distresses, then he would offer such a sacrifice:

or a voluntary offering;
without any condition or obligation; what from the mere motion of his mind he freely offered, not being directed to it by any command of God, or under any necessity from a vow of his own, and without any view to; any future good to be enjoyed: Aben Ezra describes both the one and the other thus; a "vow" which he uttered with his lips in his distresses, a "voluntary offering", which his spirit made him willing to bring, a sacrifice to God neither for a vow nor for thanksgiving:

it shall be eaten the same day that he offereth his sacrifice;
that is, it shall be begun to be eaten then, and if all is eaten up it is very well, but they were not obliged in either of these cases, as in the preceding, to eat up all, and leave none to the morning, for it follows:

and on the morrow also the remainder of it shall be eaten;
some of it, if thought fit, and could not be conveniently eaten, might be kept till the day after the sacrifice, but no longer.

Leviticus 7:16 In-Context

14 En een daarvan uit de ganse offerande zal hij den HEERE ten hefoffer offeren; het zal voor den priester zijn, die het bloed des dankoffers sprengt.

15 Maar het vlees van het lofoffer zijns dankoffers zal op den dag van deszelfs offerande gegeten worden; daarvan zal men niet tot den morgen overlaten.

16 En zo het slachtoffer zijner offerande een gelofte, of vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij zijn offer offeren zal, gegeten worden, en het overgeblevene daarvan zal ook des anderen daags gegeten worden.

17 Wat nog van het vlees des slachtoffers overgebleven is, zal op den derden dag met vuur verbrand worden;

18 Want zo enigzins van dat vlees zijns dankoffers op den derden dag gegeten wordt, die dat geofferd heeft, zal niet aangenaam zijn; het zal hem niet toegerekend worden, het zal een afgrijselijk ding zijn; en de ziel, die daarvan eet, zal haar ongerechtigheid dragen.