Numberi 22:31

31 Toen ontdekte de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij den Engel des HEEREN zag, staande in den weg, en Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom neigde hij het hoofd en boog zich op zijn aangezicht.

Numberi 22:31 Meaning and Commentary

Numbers 22:31

Then the Lord opened the eyes of Balaam
Who either was struck with blindness, as the men of Sodom were, so some think, or rather his eyes were held, that he could not see the angel; he could see other objects, as his ass, but he could not see that; as Elisha's servant could see the host that compassed the city, but not the chariots and horses of fire about Elisha, till his eyes were opened, ( 2 Kings 6:15 2 Kings 6:17 ) and so it was with Balaam until the Lord uncovered his eyes, or rolled away the vail over them, or took that off which by his power and providence hindered his sight:

and he saw the angel of the Lord standing in the way, and his sword
drawn in his hand;
in the same position as in ( Numbers 22:23 )

and he bowed down his head, and fell flat on his face;
from off his ass upon the ground, in reverence of the illustrious object before him, and through fear of being slain by his sword in his hand.

Numberi 22:31 In-Context

29 Toen zeide Bileam tot de ezelin: Omdat gij mij bespot hebt; och, of ik een zwaard in mijn hand had! want ik zoude u nu doden.

30 De ezelin nu zeide tot Bileam: Ben ik niet uw ezelin, op welke gij gereden hebt van toen af, dat gij mijn heer geweest zijt, tot op dezen dag? Ben ik ooit gewend geweest u alzo te doen? Hij dan zeide: Neen!

31 Toen ontdekte de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij den Engel des HEEREN zag, staande in den weg, en Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom neigde hij het hoofd en boog zich op zijn aangezicht.

32 Toen zeide de Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt gij uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, Ik ben uitgegaan u tot een tegenpartij, dewijl deze weg van Mij afwijkt.

33 Maar de ezelin heeft Mij gezien, en zij is nu driemaal voor Mijn aangezicht geweken; indien zij voor Mijn aangezicht niet geweken ware, zekerlijk Ik zoude u nu ook gedood, en haar bij het leven behouden hebben.