Richtere 1:32

32 Maar de Aserieten woonden in het midden der Kanaanieten, die in het land woonden; want zij verdreven hen niet.

Richtere 1:32 Meaning and Commentary

Judges 1:32

But the Asherites dwelt among the Canaanites, the inhabitants
of the land
They were in a worse condition than those before mentioned; for the Canaanites were possessed of their country, especially of the above cities, and were masters of them; and the Asherites only dwelt among them upon sufferance:

for they did not drive them out;
either they did not attempt it, or they could not do it, and contented themselves with having leave to dwell among them.

Richtere 1:32 In-Context

30 Zebulon verdreef de inwoners van Kitron niet, noch de inwoners van Nahalol; maar de Kanaanieten woonden in het midden van hem, en waren cijnsbaar.
31 Aser verdreef de inwoners van Acco niet, noch de inwoners van Sidon, noch Achlab, noch Achsib, noch Chelba, noch Afik, noch Rechob;
32 Maar de Aserieten woonden in het midden der Kanaanieten, die in het land woonden; want zij verdreven hen niet.
33 Nafthali verdreef de inwoners van Beth-Semes niet, noch de inwoners van Beth-Anath, maar woonde in het midden der Kanaanieten, die in het land woonden; doch de inwoners van Beth-Semes en Beth-Anath werden hun cijnsbaar.
34 En de Amorieten drongen de kinderen van Dan in het gebergte; want zij lieten hun niet toe, af te komen in het dal.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.