Richtere 12:4

4 En Jeftha vergaderde alle mannen van Gilead, en streed met Efraim; en de mannen van Gilead sloegen Efraim, want de Gileadieten, zijnde tussen Efraim en tussen Manasse, zeiden: Gijlieden zijt vluchtelingen van Efraim.

Richtere 12:4 Meaning and Commentary

Judges 12:4

Then Jephthah gathered together all the men of Gilead, and
fought with Ephraim
The Ephraimites not being pacified with the account Jephthah gave of the war between him and the children of Ammon, but continuing in their tumultuous outrage; he, being a man of spirit and courage, got as many of the Gileadites together as he could, and gave them battle:

and the men of Gilead smote Ephraim;
had the advantage of them, worsted them, killed many of them, and put the rest to flight:

because they said, ye Gileadites are fugitives of Ephraim among the
Ephraimites, and among the Manassites;
what provoked them to fall upon them with the greater fury, and use them the more severely when, they had the better of them, was their reproachful language to them, insulting the Gileadites, who perhaps were chiefly, if not all, of the half tribe of Manasseh beyond Jordan, of which Jephthah was, that they were the scum of the house of Joseph, that they had run away from their brethren, and dwelt in a corner of the land by themselves; and were of no account at all among Ephraim and Manasseh, and disclaimed by them both, and not esteemed by either. The Targum is,

``the fugitives of Ephraim said, what are ye Gileadites accounted of among the Ephraimites, and among the Manassites?''

on which Kimchi remarks, that those Ephraimites that came in this tumultuous manner, and insulted Jephthah, were a most abject company of men, the refuse of the tribe of Ephraim, shepherds who through necessity were obliged to come over Jordan with their flocks and herds for pasture: but the words may be rendered, "for they said, fugitives of Ephraim are ye, even the Gileadites, who were, or being between the Ephraimites and the Manassites"; that is, the Gileadites called the Ephraimites so, when they fled before them, and when they got at the fords of Jordan, which lay between Ephraim and the half tribe of Manasseh on the other side Jordan; and they are in the next verse expressly so called.

Richtere 12:4 In-Context

2 En Jeftha zeide tot hen: Ik en mijn volk waren zeer twistig met de kinderen Ammons; en ik heb ulieden geroepen, maar gij hebt mij uit hun hand niet verlost.
3 Als ik nu zag, dat gij niet verlostet, zo stelde ik mijn ziel in mijn hand, en toog door tot de kinderen Ammons, en de HEERE gaf hen in mijn hand; waarom zijt gij dan te dezen dage tot mij opgekomen, om tegen mij te strijden?
4 En Jeftha vergaderde alle mannen van Gilead, en streed met Efraim; en de mannen van Gilead sloegen Efraim, want de Gileadieten, zijnde tussen Efraim en tussen Manasse, zeiden: Gijlieden zijt vluchtelingen van Efraim.
5 Want de Gileadieten namen de Efraimieten de veren van de Jordaan af; en het geschiedde, als de vluchtelingen van Efraim zeiden: Laat mij overgaan; zo zeiden de mannen van Gilead tot hem: Zijt gij een Efraimiet? wanneer hij zeide: Neen;
6 Zo zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide: Sibbolet, en kon het alzo niet recht spreken; zo grepen zij hem, en versloegen hem aan de veren van de Jordaan, dat te dier tijd van Efraim vielen twee en veertig duizend.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.