Richtere 6:27

27 Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten, en deed, gelijk als de HEERE tot hem gesproken had. Doch het geschiedde, dewijl hij zijns vaders huis en de mannen van die stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht.

Richtere 6:27 Meaning and Commentary

Judges 6:27

Then Gideon took ten men of his servants
Not only whom he could command, but could confide in, and whom he knew would cheerfully engage in this work, being like himself, who had not bowed the knee to Baal; and as there was much work to do, and it required dispatch, such a number was necessary; since he had not only the altar of Baal to throw down, and his grove or idol to cut down, but an altar to build, and a sacrifice to be taken and offered:

and did as the Lord had said unto him;
all the above things, he set about them at once, and dispatched them all in one night; so ready and cheerful was he in obedience to the divine command:

and so it was, because he feared his father's household, and the men of
the city, that he could not do it by day, that he did it by night;
for both his father's family, and the inhabitants of the city of Ophrah, were all idolaters, worshippers of Baal; and this fear of them was not a fear of being reproached or punished for what he did, or of any harm coming to him for the fact, which as he might expect would be known, so the risk was the same, be it done when it would; but it was a fear of being restrained and hindered from doing it, and therefore in point of prudence, and consulting the honour of God and religion, and not his own safety, he took the time of the night to do it in.

Richtere 6:27 In-Context

25 En het geschiedde in dienzelven nacht, dat de HEERE tot hem zeide: Neem een var van de ossen, die van uw vader zijn, te weten, den tweeden var, van zeven jaren; en breek af het altaar van Baal, dat van uw vader is, en houw af het bos, dat daarbij is.
26 En bouw den HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte dezer sterkte, in een bekwame plaats; en neem den tweeden var, en offer een brandoffer met het hout der hage, die gij zult hebben afgehouwen.
27 Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten, en deed, gelijk als de HEERE tot hem gesproken had. Doch het geschiedde, dewijl hij zijns vaders huis en de mannen van die stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht.
28 Als nu de mannen van die stad des morgens vroeg opstonden, ziet, zo was het altaar van Baal omgeworpen, en de haag, die daarbij was, afgehouwen, en die tweede var was op het gebouwde altaar geofferd.
29 Zo zeiden zij, de een tot de ander: Wie heeft dit stuk gedaan? En als zij onderzochten en navraagden, zo zeide men: Gideon, de zoon van Joas, heeft dit stuk gedaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.