Ruth 2:20

20 Toen zeide Naomi tot haar schoondochter: Gezegend zij den HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot haar: Die man is ons nabestaande; hij is een van onze lossers.

Ruth 2:20 Meaning and Commentary

Ruth 2:20

And Naomi said unto her daughter in law, blessed be he of the
Lord
Or the Lord bless him with all kind of blessings, temporal and spiritual; and as he has blessed him already, may he be blessed more and more:

who hath not left off his kindness to the living and to the dead;
he had been kind to Elimelech and to his sons, who were now dead, and he continued his kindness to the reliefs of them, Naomi and Ruth, who were living, and was kind to them for the sake of the dead; and showing kindness to them expressed his respect to the memory of the dead:

and Naomi said unto her;
continued her speech to her, and added to what she had said:

the man is near of kin to us;
a near relation of ours, meaning by her husband's side: yea,

one of our next kinsmen;
the nearest we have, there was but one nearer than he: the word for kinsman here is "Goel", a redeemer; for to such who were in the degree of kindred as Boaz was, and he that was nearer still than he to them, belonged the right of redemption, and therefore were called by the name of "Goel", a redeemer, as Ben Melech observes; they had a right to avenge the blood of the slain, to redeem their houses and possessions, if sold or mortgaged, and their persons by marrying them, and raising up seed to a deceased brother, or kinsman.

Ruth 2:20 In-Context

18 En zij nam het op, en kwam in de stad; en haar schoonmoeder zag, wat zij opgelezen had; ook bracht zij voort, en gaf haar, wat zij van haar verzadiging overgehouden had.

19 Toen zeide haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen, en waar hebt gij gewrocht? Gezegend zij, die u gekend heeft! En zij verhaalde haar schoonmoeder, bij wien zij gewrocht had, en zeide: De naam des mans, bij welken ik heden gewrocht heb, is Boaz.

20 Toen zeide Naomi tot haar schoondochter: Gezegend zij den HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot haar: Die man is ons nabestaande; hij is een van onze lossers.

21 En Ruth, de Moabietische, zeide: Ook, omdat hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die ik heb, totdat zij den gansen oogst, die ik heb, zullen hebben voleindigd.

22 En Naomi zeide tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld.