Zacharia 5:3

3 Toen zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan zal over het ganse land; want een iegelijk, die steelt, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden; desgelijks een iegelijk, die valselijk zweert, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden.

Zacharia 5:3 Meaning and Commentary

Zechariah 5:3

Then said he unto me, This [is] the curse
So the law of Moses is called, because it has curses written in it, ( Deuteronomy 27:15-26 ) ( 28:15-26 ) ( Deuteronomy 29:19 Deuteronomy 29:20 ) ( 30:19 ) which curse is not causeless, but is according to law and justice; it is from the Lord, and is no other than the wrath of the Almighty; and, wherever it lights, it will remain and continue for ever. Vitringa, on ( Isaiah 24:6 ) says, this is the curse which Isaiah there prophesies of, which had its accomplishment in the times of Antiochus; but there the prophet is speaking, not of the land of Judea, but of the antichristian states. That goeth forth over the face of the whole earth:
over the whole land of Judea, and the inhabitants of it, for their breach of the law, contempt of the Gospel, and the rejection of the Messiah; and which had its accomplishment when wrath came upon them to the uttermost, in the destruction of their nation, city, and temple; and is the curse God threatened to smite their land with, ( Malachi 4:6 ) and this curse also reaches to the whole world, and the inhabitants of it, who lie in wickedness; and to all sorts of sinners, particularly those next mentioned: for everyone that stealeth shall be cut off [as] on this side,
according to it;
as it is written and declared on one side of the roll: and everyone that sweareth shall be cut off [as] on that side
according to it;
as is written and declared on the other side of the roll; which two sins of theft and false swearing, the one being against the second, and the other the first table of the law, show that the curse of the law reaches to all sorts of sins and sinners; to all who do not keep it in every respect: and, indeed, to all but those who are redeemed from it by the blood of Christ; and that it is proportioned according to a man's sins: and those two are particularly mentioned, because they are sins which prevailed among the Jews at the time Christ was on earth. Theft did, both in a literal and figurative sense, ( Matthew 23:14 ) ( Romans 2:21 ) ( Luke 11:52 ) ( John 10:8 John 10:10 ) and so did vain swearing, ( Matthew 5:33-36 ) ( 23:16-22 ) .

Zacharia 5:3 In-Context

1 En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende rol.

2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een vliegende rol, welker lengte is van twintig ellen, en haar breedte van tien ellen.

3 Toen zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan zal over het ganse land; want een iegelijk, die steelt, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden; desgelijks een iegelijk, die valselijk zweert, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden.

4 Ik breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen.

5 En de Engel, Die met mij sprak, ging uit, en zeide tot mij: Hef nu uw ogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt.