1 Kronieken 7:29-39

29 En aan de zijden der kinderen van Manasse was Beth-Sean en haar onderhorige plaatsen, Thaanach en haar onderhorige plaatsen, Megiddo en haar onderhorige plaatsen, Dor en haar onderhorige plaatsen. In deze hebben de kinderen van Jozef, den zoon van Israel, gewoond.
30 De kinderen van Aser waren Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Beria, en Sera, hunlieder zuster.
31 De kinderen van Beria nu waren Heber en Malchiel; hij is de vader van Birzavith.
32 En Heber gewon Jaflet, en Somer, en Hotham, en Sua, hunlieder zuster.
33 De kinderen van Jaflet nu waren Pasach, en Bimhal, en Asvath; dit waren de kinderen van Jaflet.
34 En de zonen van Semer waren Ahi en Rohega, Jehubba en Aram.
35 En de kinderen van zijn broeder Helem waren Zofah, en Jimna, en Seles, en Amal.
36 De kinderen van Zofah waren Suah, en Harnefer, en Sual, en Beri, en Jimra,
37 Bezer, en Hod, en Samma, en Silsa, en Jithran, en Beera.
38 De kinderen van Jether nu waren Jefunne, en Pispa, en Ara.
39 En de kinderen van Ulla waren Arah, en Hanniel, en Rizja.

1 Kronieken 7:29-39 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 7

In this chapter are given the genealogies of the tribes of Issachar, 1Ch 7:1-5 of Benjamin, 1Ch 7:6-12 Naphtali, 1Ch 7:13, of Manasseh, 1Ch 7:14-19 of Ephraim, 1Ch 7:20-29 and of Asher, 1Ch 7:30-40, even of the chief men of them; and their numbers are reckoned as in the times of David. The tribes of Dan and Zebulun are omitted.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.