Job 38:12-22

12 Hebt gij van uw dagen den morgenstond geboden? Hebt gij den dageraad zijn plaats aangewezen;
13 Opdat hij de einden der aarde vatten zou; en de goddelozen uit haar uitgeschud zouden worden?
14 Dat zij veranderd zou worden gelijk zegelleem, en zij gesteld worden als een kleed?
15 En dat van de goddelozen hun licht geweerd worde, en de hoge arm worde gebroken?
16 Zijt gij gekomen tot aan de oorsprongen der zee, en hebt gij in het onderste des afgronds gewandeld?
17 Zijn u de poorten des doods ontdekt, en hebt gij gezien de poorten van de schaduw des doods?
18 Zijt gij met uw verstand gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij dit alles weet.
19 Waar is de weg, daar het licht woont? En de duisternis, waar is haar plaats?
20 Dat gij dat brengen zoudt tot zijn pale, en dat gij merken zoudt de paden zijns huizes?
21 Gij weet het, want gij waart toen geboren, en uw dagen zijn veel in getal.
22 Zijt gij gekomen tot de schatkameren der sneeuw, en hebt gij de schatkameren des hagels gezien?

Job 38:12-22 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOB 38

In this chapter the Lord takes up the controversy with Job; calls upon him to prepare to engage with him in it, and demands an answer to posing questions he puts to him, concerning the earth and the fabric of it, Job 38:1-7; concerning the sea, compared to an infant in embryo, at its birth, in its swaddling bands and cradle, Job 38:8-11; concerning the morning light, its spread and influence, Job 38:12-15; concerning the springs of the sea, the dark parts of the earth, the place both of light and darkness, Job 38:16-21; concerning the various meteors, snow, hail, rain, thunder, lightning, and the influences of the stars, Job 38:22-38; and concerning provision for lions and ravens, Job 38:40,41.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.