1 Samuël 22:14

14 En Achimelech antwoordde den koning en zeide: Wie is toch onder al uw knechten getrouw als David, en des konings schoonzoon, en voortgaande in uw gehoorzaamheid, en is eerlijk in uw huis?

1 Samuël 22:14 Meaning and Commentary

1 Samuel 22:14

Then Ahimelech answered the king, and said
First with respect to David, and then with regard to himself; with respect to David as follows, and who [is so] faithful amongst thy servants as David;
I considered him, as if he should say, as a servant of thine, upon an errand of thine, and doing thy business; and as a faithful one, none more so, and as such I valued and regarded him, not as a rebel to thee, having no such thought of him: which is the king's son in law;
who has behaved himself so well, and thou hast entertained such an opinion of him, as to take him into thy family, and marry thy daughter to him; wherefore showing him favour, and doing him honour, was doing honour to thee and thy family, and surely there can be no blame in that: and goeth at thy bidding;
has always been ready to execute thy commands, and obey thine orders, let them be what they will; as to go out against an enemy, and fight Saul's battles for him: and is honourable in thine house?
behaved honourably there, and highly esteemed by all, as well as had the honour bestowed upon him to be the king's son-in-law, and made captain of a thousand; and therefore who could think that showing respect to such a man could be deemed treason and conspiracy, or he be thought to be a traitor to the king? and then with respect to himself he answers,

1 Samuël 22:14 In-Context

12 En Saul zeide: Hoor nu, gij, zoon van Ahitub! En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn heer!

13 Toen zeide Saul tot hem: Waarom hebt gijlieden samen u tegen mij verbonden, gij en de zoon van Isai, mits dat gij hem gegeven hebt brood en het zwaard, en God voor hem gevraagd, dat hij zou opstaan tegen mij tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is?

14 En Achimelech antwoordde den koning en zeide: Wie is toch onder al uw knechten getrouw als David, en des konings schoonzoon, en voortgaande in uw gehoorzaamheid, en is eerlijk in uw huis?

15 Heb ik heden begonnen God voor hem te vragen? Dat zij verre van mij, de koning legge op zijn knecht geen ding, noch op het ganse huis mijns vader; want uw knecht heeft van al deze dingen niet geweten, klein noch groot.

16 Doch de koning zeide: Achimelech, gij moet den dood sterven, gij en het ganse huis uws vaders.