Ezechiël 19:8

8 Toen begaven zich de volken tegen hem rondom uit de landschappen, en zij spreidden hun net over hem uit; in hun groeve werd hij gegrepen.

Ezechiël 19:8 Meaning and Commentary

Ezekiel 19:8

Then the nations set against him
Or, "gave against him" {y}; that is, their voice, as Kimchi; they called to one another, to gather together against him; they gave their counsel against him; they, joined together, agreed, and combined against him, and disposed their armies, and set them in array against him: on every side from the provinces;
Nebuchadnezzar and his auxiliaries, which consisted of the people of the provinces all around, who were brought together, and placed round about Jerusalem, at the siege of it; particularly the bands of the Chaldeans, Syrians, Moabites, and Ammonites, ( 2 Kings 24:1 2 Kings 24:2 ) ; and spread their net over him;
which may be expressive both of the policy, crafty and secret contrivances and designs, of Jehoiakim's enemies; and of their external force and hostile power against him: he was taken in their pit;
which they dug for him, or by the means which they contrived for his ruin, and which they put in execution and effected: the metaphor of a lion is carried on, and the manner of taking one is alluded to, which is commonly in pits, as Pliny ^F26 says; and the Arabs now dig a pit where lions are observed to enter, and covering it over slightly with reeds, of small branches of trees, they frequently decoy and catch them ^F1.

---

FOOTNOTES:

F25 (wyle wntyw) "et ediderunt vocem"; Vatablus.
F26 "Capere eos ardui erat quondam operis, foveisque maxime". Plin. Nat. Hist. l. 8. c. 16.
F1 Dr. Shaw's Travels, p. 172. Ed. 2.

Ezechiël 19:8 In-Context

6 Deze wandelde steeds onder de leeuwen, werd een jonge leeuw, en leerde roof te roven, hij at mensen op.

7 Hij bekende zijn weduwen, en hij verwoestte hun steden; zodat het land en zijn volheid ontzet werd van de stem zijner brulling.

8 Toen begaven zich de volken tegen hem rondom uit de landschappen, en zij spreidden hun net over hem uit; in hun groeve werd hij gegrepen.

9 En zij stelden hem in gesloten bewaring met haken, opdat zij hem brachten tot den koning van Babel; zij brachten hem in vestingen, opdat zijn stem niet meer gehoord wierde op de bergen Israels.

10 Uw moeder was als een wijnstok in uw stilheid, geplant bij wateren; hij was vruchtbaar en vol ranken vanwege vele wateren.