Ezechiël 19:10

10 Uw moeder was als een wijnstok in uw stilheid, geplant bij wateren; hij was vruchtbaar en vol ranken vanwege vele wateren.

Ezechiël 19:10 Meaning and Commentary

Ezekiel 19:10

Thy mother [is] like a vine in thy blood
Another simile is here made use of, relating to the same persons; the same that were compared to a lioness are here compared to a vine, as the people of the Jews frequently are, ( Psalms 80:8 ) ( Isaiah 5:1 ) ( 27:3 ) ( Jeremiah 2:21 ) ( Ezekiel 15:2 ) ( 17:6 ) ; the same person is here addressed, the then reigning prince, Zedekiah, whose mother, the Jewish people, from whence he sprung, had been in times past, and still was, like a vine; and especially with respect to his blood, the royal family from, chore he descended: the allusion is to the use of blood laid to the roots of vines, by which they became more fruitful. It may have regard; as Calvin thinks, to the original of the Jewish nation, who, when in their blood, or as soon as they were born, that is, as soon as they became a nation, were at first like a flourishing vine. Some render the words, "in thy likeness"; so Jarchi, Kimchi, and Ben Melech; to which the Targum agrees,

``the congregation of Israel, when it did according to the law, was like to a vine''

planted by the waters;
for in those hot countries vines required water, and thrived the better for bring near to them, or for being in watery places; this may denote the many privileges, blessings, laws, and ordinances, which were for the advantage of the Jewish people; both in their civil and ecclesiastical state: she was fruitful and full of branches, by reason of many waters;
grew populous, rich, and wealthy.

Ezechiël 19:10 In-Context

8 Toen begaven zich de volken tegen hem rondom uit de landschappen, en zij spreidden hun net over hem uit; in hun groeve werd hij gegrepen.

9 En zij stelden hem in gesloten bewaring met haken, opdat zij hem brachten tot den koning van Babel; zij brachten hem in vestingen, opdat zijn stem niet meer gehoord wierde op de bergen Israels.

10 Uw moeder was als een wijnstok in uw stilheid, geplant bij wateren; hij was vruchtbaar en vol ranken vanwege vele wateren.

11 En hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam van elke roede werd hoog tussen de dichte takken; en hij werd gezien door zijn hoogte, met de menigte zijner takken.

12 Maar hij werd door grimmigheid uitgerukt, en ter aarde geworpen, en de oostenwind heeft zijn vrucht verdroogd; zijn sterke roeden zijn afgebroken en zijn verdroogd; het vuur heeft ze verteerd.