Jesaja 52:2

2 Schud u uit het stof, maak u op, zit neder, o Jeruzalem! maak u los van de banden van uw hals, gij gevangene dochter van Sion!

Jesaja 52:2 Meaning and Commentary

Isaiah 52:2

Shake thyself from the dust
Or "the dust from thee" ^F7, in which she had sat, or rolled herself as a mourner; or where she had been trampled upon by her persecutors and oppressors; but now being delivered from them, as well as from all carnal professors and false teachers, she is called upon to shake herself from the dust of debasement and distress, of false doctrine, superstition, and will worship, in every form and shape, a great deal of which adheres to those churches called reformed. Arise, and sit down, O Jerusalem;
or "sit up", as it may be rendered; arise from thy low estate, from the ground and dust where thou art cast;

``and sit upon the throne of thy glory,''

so the Targum: it denotes the exaltation of the church from a low to a high estate, signified by the ascension of the witnesses to heaven, ( Revelation 11:12 ) . Some render it, "arise, O captivity"; or "captive" ^F8; so the word is used in ( Isaiah 49:24 Isaiah 49:25 ) and agrees with what follows: loose thyself from the bands of thy neck, O captive daughter of Zion;
or loose thou "the bands off thy neck from thee"; which seems to denote the people of God in mystical Babylon, a little before its destruction, who will be called out of it, as they afterwards are in this chapter; and to throw off the Romish yoke, and release themselves from that captivity and bondage they have been brought into by the man of sin, who now himself shall be led captive, ( Revelation 13:10 ) .

---

FOOTNOTES:

F7 (rpem yrenth) "exute pulverem a te", Sanctius, Gataker.
F8 (ybv ymwq) "surge captivas", Forerius; so Ben Melech interprets it.

Jesaja 52:2 In-Context

1 Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad? want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen.

2 Schud u uit het stof, maak u op, zit neder, o Jeruzalem! maak u los van de banden van uw hals, gij gevangene dochter van Sion!

3 Want zo zegt de HEERE; Gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden.

4 Want zo zegt de Heere HEERE: In vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte, om als vreemdeling aldaar te verkeren; en Assur heeft hetzelve om niet onderdrukt.

5 En nu, wat heb Ik hier te doen? spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is, en degenen die over hetzelve heersen, het doen huilen, spreekt de HEERE, en Mijn Naam geduriglijk den gansen dag gelasterd wordt;