Markus 5:40

40 En zij belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam bij Zich den vader en de moeder des kinds, en degenen die met Hem waren, en ging binnen, waar het kind lag.

Markus 5:40 Meaning and Commentary

Mark 5:40

And they laughed him to scorn
The servants of the house that had laid her out; and the neighbours and relations that were come in on this occasion, and had satisfied themselves that she was dead; and the players on the pipe and flute, with the mourning women, who got their livelihood this way; (See Gill on Matthew 9:24);

but when he had put them all out:
of the house, or that part of it where he was; that is, ordered them to depart, with the leave and consent of the master of the house:

he taketh the father, and the mother, of the damsel, and them that
were with him:
either with Jairus, who had accompanied him to Christ, and returned with him; the Ethiopic version reads it, "with them", who were with the father and the mother of the damsel, their near relations, and intimate friends; or rather with Christ, namely, the three disciples, Peter, James, and John;

and entereth in where the damsel was lying;
into an inner room, where the child was laid out on a bed.

Markus 5:40 In-Context

38 En kwam in het huis des oversten der synagoge; en zag de beroerte en degenen, die zeer weenden en huilden.

39 En ingegaan zijnde, zeide Hij tot hen: Wat maakt gij beroerte, en wat weent gij? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt.

40 En zij belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam bij Zich den vader en de moeder des kinds, en degenen die met Hem waren, en ging binnen, waar het kind lag.

41 En Hij vatte de hand des kinds, en zeide tot haar: Talitha kumi! hetwelk is, zijnde overgezet: Gij dochtertje (Ik zeg u), sta op.

42 En terstond stond het dochtertje op, en wandelde; want het was twaalf jaren oud; en zij ontzetten zich met grote ontzetting.