Spreuken 25:10

10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.

Spreuken 25:10 Meaning and Commentary

Proverbs 25:10

Lest he that heareth [it] put thee to shame
Or, "reproach thee" ^F3 with treachery and deceit. Either the person of whom it is told, or the person to whom it is told; who may make thee ashamed, either by fixing the odious character of a defamer, a whisperer, and backbiter, on thee; or by making a retaliation, and in his turn make known some secret things concerning thyself, which before were not known, and, now published, will be to thy disgrace; and thine infamy turn not away;
it shall stick so close to thee, that thou shalt never get clear of it as long as thou livest, or ever retrieve thy credit; the brand of infamy shall ever be upon thee.

---

FOOTNOTES:

F3 (Kdoxy) "probris afficiat te", Pagniuus, Montanus, Mercerus, Gejerus; "probro afficiet te", Junius & Tremellius, Piscator, Michaelis.

Spreuken 25:10 In-Context

8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.

9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet;

10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.

11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.

12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud.