Parallel Bible results for "hooglied 6"

Hooglied 6

SVV

NIV

1 Waar is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen? Waarheen heeft uw Liefste het aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken?
1 Where has your beloved gone, most beautiful of women? Which way did your beloved turn, that we may look for him with you?
2 Mijn Liefste is afgegaan in Zijn hof, tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven, en om de lelien te verzamelen.
2 My beloved has gone down to his garden, to the beds of spices, to browse in the gardens and to gather lilies.
3 Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de lelien weidt.
3 I am my beloved’s and my beloved is mine; he browses among the lilies.
4 Gij zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem, schrikkelijk als slagorden met banieren.
4 You are as beautiful as Tirzah, my darling, as lovely as Jerusalem, as majestic as troops with banners.
5 Wend uw ogen van Mij af, want zij doen Mij geweld aan; uw haar is als een kudde geiten, die het gras van Gilead afscheren.
5 Turn your eyes from me; they overwhelm me. Your hair is like a flock of goats descending from Gilead.
6 Uw tanden zijn als een kudde schapen, die uit de wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen, en onder dezelve is geen jongeloos.
6 Your teeth are like a flock of sheep coming up from the washing. Each has its twin, not one of them is missing.
7 Uw wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten.
7 Your temples behind your veil are like the halves of a pomegranate.
8 Er zijn zestig koninginnen en tachtig bijwijven, en maagden zonder getal.
8 Sixty queens there may be, and eighty concubines, and virgins beyond number;
9 Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen, de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen.
9 but my dove, my perfect one, is unique, the only daughter of her mother, the favorite of the one who bore her. The young women saw her and called her blessed; the queens and concubines praised her.
10 Wie is zij, die er uitziet als de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als slagorden met banieren?
10 Who is this that appears like the dawn, fair as the moon, bright as the sun, majestic as the stars in procession?
11 Ik ben tot den notenhof afgegaan om de groene vruchten der vallei te zien; om te zien, of de wijnstok bloeide, de granaatbomen uitbotten.
11 I went down to the grove of nut trees to look at the new growth in the valley, to see if the vines had budded or the pomegranates were in bloom.
12 Eer ik het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk.
12 Before I realized it, my desire set me among the royal chariots of my people.
13 Keer weder, keer weder, o Sulammith! Keer weder, keer weder, dat wij u mogen aanzien. Wat ziet gijlieden de Sulammith aan? Zij is als een rei van twee heiren.
13 Come back, come back, O Shulammite; come back, come back, that we may gaze on you! Why would you gaze on the Shulammite as on the dance of Mahanaim?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.