1 Koningen 14:9

9 Maar kwaad gedaan hebt, doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan zijt, en hebt u andere goden en gegotene beelden gemaakt, om Mij tot toorn te verwekken, en hebt Mij achter uw rug geworpen;

1 Koningen 14:9 Meaning and Commentary

1 Kings 14:9

But hast done evil above all that were before thee
Not only above David, but above Saul, who never gave into idolatry, yea, even above Solomon, who, though he connived at idolatry, and might be guilty of it in some instances, yet did not attempt to draw his people into it; and if this was the latter end of Jeroboam's reign, which is probable, Rehoboam and Abijam might be both dead; and though they were blameworthy in some things, yet not so bad as Jeroboam; though perhaps this may respect only such who had been kings of Israel before him:

for thou hast gone and made thee other gods, and molten images, to
provoke me to anger;
the two calves of gold; for however he might colour things over, and pretend he did not look upon these as gods, but as representations of God, and that he did not worship them, but God by them, yet the Lord considered it as idolatry, than which nothing is more provoking to him:

and hast cast me behind thy back;
as unworthy of his regard; or my worship, as the Targum, which he neglected, and showed no concern for.

1 Koningen 14:9 In-Context

7 Ga heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom, dat Ik u verheven heb uit het midden des volks, en u tot een voorganger over Mijn volk Israel gesteld heb;
8 En het koninkrijk van het huis van David gescheurd, en dat u gegeven heb, en gij niet geweest zijt, gelijk Mijn knecht David, die Mijn geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart navolgde, om te doen alleen wat recht is in Mijn ogen;
9 Maar kwaad gedaan hebt, doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan zijt, en hebt u andere goden en gegotene beelden gemaakt, om Mij tot toorn te verwekken, en hebt Mij achter uw rug geworpen;
10 Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en van Jerobeam uitroeien, wat mannelijk is, den beslotene en verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van het huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat het ganselijk vergaan zij.
11 Die van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten; want de HEERE heeft het gesproken.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.