1 Koningen 3:6

6 En Salomo zeide: Gij hebt aan Uw knecht David, mijn vader, grote weldadigheid gedaan, gelijk als hij voor Uw aangezicht gewandeld heeft, in waarheid, en in gerechtigheid, en in oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze grote weldadigheid gehouden, dat Gij hem gegeven hebt een zoon, zittende op zijn troon, als te dezen dage.

1 Koningen 3:6 Meaning and Commentary

1 Kings 3:6

And Solomon said
In his dream; not that he dreamt he said, when he did not; but he really said, as follows:

thou hast showed unto thy servant David my father great mercy;
bestowed many favours and blessings upon him, both temporal and spiritual:

according as he walked before thee in truth, and in righteousness, and
in uprightness of heart with thee;
in the truth of doctrine and worship, according to the revealed will and word of God, and which he observed with great strictness, living soberly, righteously, and godly, though not without failings and imperfections, yet with great integrity and sincerity; and this holy walk of his was not the cause of God's showing mercy to him, nor was it in proportion to that, but what he was influenced to by the mercy that was shown him:

and thou hast kept for him this great kindness, that thou hast given
him a son to sit on his throne, as [it is] this day;
a son to be his successor, meaning himself; which was an additional favour to all the rest, and was in reserve, and now bestowed, as time had made to appear.

1 Koningen 3:6 In-Context

4 En de koning ging naar Gibeon, om aldaar te offeren, omdat die hoogte groot was; duizend brandofferen offerde Salomo op dat altaar.
5 Te Gibeon verscheen de HEERE aan Salomo in een droom des nachts en God zeide: Begeer wat Ik u geven zal.
6 En Salomo zeide: Gij hebt aan Uw knecht David, mijn vader, grote weldadigheid gedaan, gelijk als hij voor Uw aangezicht gewandeld heeft, in waarheid, en in gerechtigheid, en in oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze grote weldadigheid gehouden, dat Gij hem gegeven hebt een zoon, zittende op zijn troon, als te dezen dage.
7 Nu dan, HEERE, mijn God! Gij hebt Uw knecht koning gemaakt in de plaats van mijn vader David; en ik ben een klein jongeling, ik weet niet uit te gaan noch in te gaan.
8 En Uw knecht is in het midden van Uw volk, dat Gij verkoren hebt, een groot volk, hetwelk niet kan geteld noch gerekend worden, vanwege de menigte.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.