1 Kronieken 12:18

18 En de Geest toog Amasai aan, den overste der hoofdlieden, en hij zeide: Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon van Isai. Vrede, vrede zij u, en vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen nam David hen aan, en stelde hen tot hoofden der benden.

1 Kronieken 12:18 Meaning and Commentary

1 Chronicles 12:18

Then the spirit came upon Amasai
Or "clothed" ^F6 him; a spirit of fortitude, as the Targum, of strength, courage, and presence of mind, with which he was endowed, covered, and clothed as with a garment; this was a sister's son of David's, see ( 2 Samuel 17:25 )

who was chief of the captains;
of them that came at this time with him to David; he was afterwards Absalom's general, and designed to be David's, but was murdered by Joab:

and he said, thine are we, David, and on thy side, thou son of Jesse;
which being spoken in this short and concise manner, as the supplement shows, denotes the vehemency with which he spake, and is expressive of their cordial fidelity to him, and their resolution to abide by him at all events:

peace, peace be unto thee, and peace be to thine helpers;
wishing all prosperity, temporal and spiritual, to him and all his confederates and auxiliaries, among whom they reckoned themselves:

for thy God helpeth thee;
which they perceived by the remarkable deliverances of him out of the hand of Saul, when in imminent danger; the Targum is,

``for the Word of the Lord is for thy help:''

then David received them;
into the hold, and admitted them as his friends:

and made them the captains of the band;
they brought with them; or in later times, when he came to the throne.

---

FOOTNOTES:

F6 (hvbl) "induit", Pagninus, Montanus

1 Kronieken 12:18 In-Context

16 Er kwamen ook van de kinderen van Benjamin en Juda op de vesting tot David.

17 En David ging uit hun tegemoet, en antwoordde, en zeide tot hen: Indien gijlieden ten vrede tot mij gekomen zijt, om mij te helpen, zo zal mijn hart tegelijk over ulieden zijn; maar indien het is, om mij aan mijn vijanden bedriegelijk over te leveren, daar toch geen wrevel in mijn handen is, de God onzer vaderen zie het, en straffe het!

18 En de Geest toog Amasai aan, den overste der hoofdlieden, en hij zeide: Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon van Isai. Vrede, vrede zij u, en vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen nam David hen aan, en stelde hen tot hoofden der benden.

19 Er vielen ook van Manasse tot David, toen hij met de Filistijnen kwam, om tegen Saul te strijden, alhoewel zij hen niet hielpen; want de vorsten der Filistijnen verlieten hem met raad, zeggende: Met gevaar van onze hoofden zou hij tot Saul, zijn heer, vallen.

20 Toen hij naar Ziklag toog, vielen tot hem uit Manasse: Adnah, en Jozabad, en Jediael, en Michael, en Jozabad, en Elihu, en Zillethai; hoofden der duizenden, die in Manasse waren.