1 Kronieken 21:29

29 Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon.

1 Kronieken 21:29 Meaning and Commentary

1 Chronicles 21:29

For the tabernacle of the Lord, which Moses made
Or ordered to be made by the command of God, and according to his direction:

and the altar of burnt offerings, were at that season in the high place
at Gibeon;
which was four or five miles from Jerusalem, and too far for David to go in that time of extremity; though he must have gone thither to sacrifice, had not the Lord bid him build an altar on the threshingfloor; for there was the altar of burnt offering, on which only, according to the law of Moses, sacrifices were to be offered: this high place is, in the Targum, called the sanctuary, it including, as Kimchi observes, the whole house, the tabernacle, and the altar in it; which had been here, and at Nob, fifty seven years, as the Jewish writers say ^F14.

---

FOOTNOTES:

F14 Maimon. & Bartenora in Misn. Zebachim, c. 14. sect. 7.

1 Kronieken 21:29 In-Context

27 En de HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard weder in zijn schede steken zou.

28 Ter zelfder tijd, toen David zag, dat de HEERE hem geantwoord had op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet, zo offerde hij aldaar;

29 Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon.

30 David nu kon niet heengaan voor hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt voor het zwaard van den engel des HEEREN.