1 Kronieken 9:16

16 En Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun; en Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana, woonachtig in de dorpen der Netofathieten.

1 Kronieken 9:16 Meaning and Commentary

1 Chronicles 9:16

And Obadiah the son of Shemaiah
Called Abda the son of Shammua, ( Nehemiah 11:17 )

the son of Galal, the son of Jeduthun;
who was Ethan, another of the singers in the time of David:

and Berechiah the son of Asa, the son of Elkanah, that dwelt in the
villages of the Netophathites;
the villages about Netophah, which was in the tribe of Judah, ( 1 Chronicles 2:54 ) , ( Nehemiah 7:26 ) which may be understood either of Elkanah, the ancestor of Berechiah, whose dwelling was there; or of Berechiah, and must be rendered,

who had dwelt there;
for now he dwelt at Jerusalem.

1 Kronieken 9:16 In-Context

14 Van de Levieten nu waren Semaja, de zoon van Hasub, den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, van de kinderen van Merari;
15 En Bakbakkar, Heres, en Galal, en Mattanja, de zoon van Micha, den zoon van Zichri, den zoon van Asaf;
16 En Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun; en Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana, woonachtig in de dorpen der Netofathieten.
17 De poortiers nu waren: Sallum, en Akkub, en Talmon, en Ahiman, en hun broeders; Sallum was het hoofd.
18 Ook tot nog toe, aan de poort des konings oostwaarts, waren dezen de poortiers onder de legers der kinderen van Levi.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.