1 Samuël 14:1

1 Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan, de zoon van Saul, tot den jongen, die zijn wapenen droeg, zeide: Kom, en laat ons tot de bezetting der Filistijnen overgaan, welke aan gene zijde is; doch hij gaf het zijn vader niet te kennen.

1 Samuël 14:1 Meaning and Commentary

1 Samuel 14:1

Now it came to pass upon a day
At a certain time, a little after the garrison of the Philistines had made the movement, ( 1 Samuel 13:23 ) and it is not to be taken strictly for the day time; for it is probable it was in the night that the following proposal was made, and began to be carried into execution; for Josephus F11 says it was day light when Jonathan and his armourbearer came to the camp of the Philistines; he had formed his scheme perhaps the night before, and he and his man set out in the night time, and by break of day came up to the garrison, as after related:

that Jonathan the son of Saul said unto the young man that bare his
armour;
as was usual in those times for generals of armies to have such, and so in later times; such were Automedon to Achilles, and Achates to Aeneas, as Grotius observes:

come and let us go over to the Philistine garrison that is on the other
side;
that is, go over the valley which lay between Michmash and Gibeah, to the Philistines, that lay on the other side the valley beyond it; and so was not in it, but at a pass on the hills, at the bottom of which this valley lay, and could be seen at a distance, and pointed at with the finger, as Jarchi notes:

but he told not his father;
lest he should disapprove of his project, and hinder him from pursuing it; and had not his spirit been stirred up to this by the Lord, of which he was fully persuaded, he would have acted not only a rash part, but contrary to military discipline, in engaging in an enterprise without the knowledge and direction of his general; unless we can suppose he had all unlimited commission from his father to attack the enemy, at discretion, at any time, and any where.


FOOTNOTES:

F11 Antiqu. l. 6. c. 6. sect. 2.

1 Samuël 14:1 In-Context

1 Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan, de zoon van Saul, tot den jongen, die zijn wapenen droeg, zeide: Kom, en laat ons tot de bezetting der Filistijnen overgaan, welke aan gene zijde is; doch hij gaf het zijn vader niet te kennen.
2 Saul nu zat aan het uiterste van Gibea onder den granatenboom, die te Migron was; en het volk, dat bij hem was, was omtrent zeshonderd man.
3 En Ahia, de zoon van Ahitub, den broeder van Ikabod, den zoon van Pinehas, den zoon van Eli, was priester des HEEREN, te Silo, dragende den efod; doch het volk wist niet, dat Jonathan heengegaan was.
4 Er was nu tussen de doortochten, waar Jonathan zocht door te gaan tot der Filistijnen bezetting, een scherpte van een steenklip aan deze zijde, en een scherpte van een steenklip aan gene zijde; en de naam der ene was Bozes, en de naam der andere Sene.
5 De ene tand was gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen het zuiden, tegenover Geba.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.