1 Samuël 14:26

26 Toen het volk in het woud kwam, ziet, zo was er een honigvloed; maar niemand raakte met zijn hand aan zijn mond, want het volk vreesde de bezwering.

1 Samuël 14:26 Meaning and Commentary

1 Samuel 14:26

And when the people came into the wood, behold, the honey
dropped
Either from trees, which produced it; so Diodorus Siculus

---

FOOTNOTES:

F20 speaks of trees in some countries which produce honey; or from the sugar canes, as Jarchi; or rather from the honeycombs which were framed in trees by bees; so Hesiod ^F21 speaks of bees making their nests or combs in trees. Ben Gersom thinks that bee hives were placed here in rows by the wayside, from whence the honey flowed; or "went" ^F23, or there was a going of it; perhaps the combs being pressed by the Philistines as they fled: the land of Canaan was a land flowing with milk and honey:

but no man put his hand to his mouth;
that is, took not any of the honey and ate it, though it was so near at hand, and there was plenty of it:

for the people feared the oath:
Saul adjured them by, or the imprecation he made on the person that should eat any food that day.

F20 Bibliothec. l. 17. p. 548.
F21 Hesiod, Theogon. ver. 230. Vid. Diodor. Sic. ut supra. (Bibliothec. l. 17. p. 548.)
F23 (vbd Klh) "ambulatio mellis", Montanus; "itio mellis", Drusius; so in Ovid. Metamorph. l. 1. fab. 3. "----jam flumina nectaris ibant".

1 Samuël 14:26 In-Context

24 En de mannen van Israel werden mat te dien dage; want Saul had het volk bezworen, zeggende: Vervloekt zij de man, die spijze eet tot aan den avond, opdat ik mij aan mijn vijanden wreke! Daarom proefde dat ganse volk geen spijs.

25 En het ganse volk kwam in een woud; en daar was honig op het veld.

26 Toen het volk in het woud kwam, ziet, zo was er een honigvloed; maar niemand raakte met zijn hand aan zijn mond, want het volk vreesde de bezwering.

27 Maar Jonathan had het niet gehoord, toen zijn vader het volk bezworen had, en hij reikte het einde van den staf uit, die in zijn hand was, en hij doopte denzelven in een honigraat; als hij nu zijn hand tot zijn mond wendde, zo werden zijn ogen verlicht.

28 Toen antwoordde een man uit het volk, en zeide: Uw vader heeft het volk zwaarlijk bezworen, zeggende: Vervloekt zij de man, die heden brood eet! Daarom bezwijkt het volk.