1 Samuël 14:33

33 En men boodschapte het Saul, zeggende: Zie, het volk verzondigt zich aan den HEERE, etende met het bloed. En hij zeide: Gij hebt trouwelooslijk gehandeld; wentelt heden een groten steen tot mij.

1 Samuël 14:33 Meaning and Commentary

1 Samuel 14:33

Then they told Saul
Some that were more conscientious and religious, were more circumspect, and strictly attended to the laws forbidding the eating of blood, and were concerned at the indecent behaviour of others, and therefore thought fit to acquaint Saul with it, to restrain it:

behold, the people sin against the Lord, in that they eat with the
blood;
by breaking the laws of God respecting the eating of blood in ( Genesis 9:4 ) ( Leviticus 3:17 ) ( Leviticus 7:26 Leviticus 7:27 ) ( Leviticus 17:10 Leviticus 17:11 ) , especially in ( Leviticus 19:26 )

and he said, ye have transgressed;
the above laws of God; that is, Saul said to some persons who were accused of the breach of them, and were ordered to come before him, and did come:

roll a great stone unto me this day;
pointing, perhaps, at one which lay at some distance from him, and which he ordered to be rolled to him; this was done, that the creatures might be slain on it, and their blood drawn out from them, or to offer sacrifice upon, and indeed for both.

1 Samuël 14:33 In-Context

31 Doch zij sloegen te dien dage de Filistijnen van Michmas tot Ajalon; en het volk was zeer moede.

32 Toen maakte zich het volk aan den buit, en zij namen schapen, en runderen, en kalveren, en zij slachtten ze tegen de aarde; en het volk at ze met het bloed.

33 En men boodschapte het Saul, zeggende: Zie, het volk verzondigt zich aan den HEERE, etende met het bloed. En hij zeide: Gij hebt trouwelooslijk gehandeld; wentelt heden een groten steen tot mij.

34 Verder sprak Saul: Verstrooit u onder het volk, en zegt tot hen: Brengt tot mij een iegelijk zijn os, en een iegelijk zijn schaap, en slacht het hier, en eet, en bezondigt u niet aan den HEERE, die etende met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk zijn os met zijn hand, des nachts, en slachtte ze aldaar.

35 Toen bouwde Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste altaar, dat hij den HEERE bouwde.