1 Samuël 14:34

34 Verder sprak Saul: Verstrooit u onder het volk, en zegt tot hen: Brengt tot mij een iegelijk zijn os, en een iegelijk zijn schaap, en slacht het hier, en eet, en bezondigt u niet aan den HEERE, die etende met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk zijn os met zijn hand, des nachts, en slachtte ze aldaar.

1 Samuël 14:34 Meaning and Commentary

1 Samuel 14:34

And Saul said, disperse yourselves among the people
In the camp, some one way, and some another, and make proclamation throughout it; this he said to some of his officers, whom he sent out as heralds, to publish his will and pleasure:

and say unto them, bring me hither every man his ox, and every man his
sheep, and slay them here;
on the great stone he had ordered to roll to the place where he was:

and eat them;
in the same place, being rightly slain, and the blood let out; all this was to be done, the slaying of the beasts, and eating them, in the presence of Saul, and under his inspection, that every thing might be done decently, and in order, and according to the law of God:

and sin not against the Lord, in eating with the blood;
as some of them had done, ( 1 Samuel 14:32 ) and all the people brought every man his ox with him; and his sheep also, though not expressed, yet to be supplied from the preceding clause: and these every man brought "with him that night"; the Jewish Rabbins ^F3 are divided about these creatures slain, whether for sacrifices or common food; and those that think sacrifices are meant dispute whether it was lawful to slay them in the night, which some allow to be lawful, if on a small and private altar, but not upon a large and public one; but these were slain no doubt for common food, which all agree might be slain in the night:

and slew them there;
before Saul, and on the great stone rolled unto him.

---

FOOTNOTES:

F3 T. Bab. Zebachim, fol. 120. 1.

1 Samuël 14:34 In-Context

32 Toen maakte zich het volk aan den buit, en zij namen schapen, en runderen, en kalveren, en zij slachtten ze tegen de aarde; en het volk at ze met het bloed.

33 En men boodschapte het Saul, zeggende: Zie, het volk verzondigt zich aan den HEERE, etende met het bloed. En hij zeide: Gij hebt trouwelooslijk gehandeld; wentelt heden een groten steen tot mij.

34 Verder sprak Saul: Verstrooit u onder het volk, en zegt tot hen: Brengt tot mij een iegelijk zijn os, en een iegelijk zijn schaap, en slacht het hier, en eet, en bezondigt u niet aan den HEERE, die etende met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk zijn os met zijn hand, des nachts, en slachtte ze aldaar.

35 Toen bouwde Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste altaar, dat hij den HEERE bouwde.

36 Daarna zeide Saul: Laat ons aftrekken de Filistijnen na, bij nacht, en laat ons dezelve beroven, totdat het morgen licht worde, en laat ons niet een man onder hen overig laten. Zij nu zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen; maar de priester zeide: Laat ons herwaarts tot God naderen.