1 Samuël 25:27

27 En nu, dit is de zegen, dien uw dienstmaagd mijn heer toegebracht heeft, dat hij gegeven worde den jongelingen, die mijns heren voetstappen nawandelen.

1 Samuël 25:27 Meaning and Commentary

1 Samuel 25:27

And now this blessing, which thine handmaid hath brought unto
my lord
The present, consisting of the things mentioned in ( 1 Samuel 25:18 ) ; which came as a blessing from God, and with good will from her:

let it even be given unto the young men that follow my lord;
the servants of David: in the original it is, "that walk at the feet of my lord": and which the Targum paraphrases, "who minister before my lord"; and so Abigail's damsels are called "pedissequae", or "that walked at her feet", ( 1 Samuel 25:42 ) ; and with the Romans, in later times, servants were called a "pedibus" and "pedissequi" ^F4. This also is very artfully said, as if the present was not good enough for David, and worthy of his acceptance; might be agreeable to his men, and of service to them.

---

FOOTNOTES:

F4 Vid. Pignorium de Servis, p. 140, 248, 293.

1 Samuël 25:27 In-Context

25 Mijn heer stelle toch zijn hart niet aan dezen Belials man, aan Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo is hij; zijn naam is Nabal, en dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd, heb de jongelingen van mijn heer niet gezien, die gij gezonden hebt.

26 En nu, mijn heer! zo waarachtig als de HEERE leeft, en uw ziel leeft, het is de HEERE, Die u verhinderd heeft van te komen met bloedstorting, dat uw hand u zou verlossen; en nu, dat als Nabal worden uw vijanden, en die tegen mijn heer kwaad zoeken!

27 En nu, dit is de zegen, dien uw dienstmaagd mijn heer toegebracht heeft, dat hij gegeven worde den jongelingen, die mijns heren voetstappen nawandelen.

28 Vergeef toch aan uw dienstmaagd de overtreding, want de HEERE zal zekerlijk mijn heer een bestendig huis maken, dewijl mijn heer de oorlogen des HEEREN oorloogt, en geen kwaad bij u gevonden is van uw dagen af.

29 Wanneer een mens opstaan zal om u te vervolgen, en om uw ziel te zoeken, zo zal de ziel mijns heren ingebonden zijn in het bundeltje der levenden bij den HEERE, uw God; maar de ziel uwer vijanden zal Hij slingeren uit het midden van de holligheid des slingers.