1 Samuël 30:1

1 Het geschiedde nu, als David en zijn mannen den derden dag te Ziklag kwamen, dat de Amalekieten in het zuiden en te Ziklag ingevallen waren, en Ziklag geslagen, en dezelve met vuur verbrand hadden;

1 Samuël 30:1 Meaning and Commentary

1 Samuel 30:1

And it came to pass, when David and his men were come to
Ziklag, on the third day
Either from their departure from thence, when they went out with Achish, or rather from the time of their leaving Achish, and the camp of the Philistines; so long they were upon their march homewards, see ( 2 Samuel 1:1 2 Samuel 1:2 ) ; and no wonder, if it was the distance of eighty eight miles, (See Gill on 1 Samuel 29:11);

that the Amalekites had invaded the south, and Ziklag;
the southern parts of the land of the Philistines, and of Judah, as appears from ( 1 Samuel 30:14 ) ; taking the opportunity of the Philistines being gone into the land of Israel, and particularly of David's absence from Ziklag, to whom they bore a grudge for his invasion, destruction, and spoil of them not long ago, see ( 1 Samuel 27:8 ) ;

and smitten Ziklag, and burnt it with fire;
not that they smote the inhabitants of it, there were no men in it, and the women and children they carried captive; but they demolished the buildings in it, pulled down the houses after they had rifled them, and burnt them with fire, that David and his men might dwell there no more.

1 Samuël 30:1 In-Context

1 Het geschiedde nu, als David en zijn mannen den derden dag te Ziklag kwamen, dat de Amalekieten in het zuiden en te Ziklag ingevallen waren, en Ziklag geslagen, en dezelve met vuur verbrand hadden;
2 En dat zij de vrouwen, die daarin waren, gevankelijk weggevoerd hadden; doch zij hadden niemand doodgeslagen, van den kleinste tot den grootste, maar hadden ze weggevoerd en waren huns weegs gegaan.
3 En David en zijn mannen kwamen aan de stad, en ziet, zij was met vuur verbrand; en hun vrouwen, en hun zonen en hun dochteren waren gevankelijk weggevoerd.
4 Toen hief David en het volk, dat bij hem was, hun stem op, en weenden, tot dat er geen kracht meer in hen was om te wenen.
5 Davids beide vrouwen waren ook gevankelijk weggevoerd, Ahinoam, de Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van Nabal, den Karmeliet.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.