1 Samuël 5:4

4 Toen zij nu des anderen daags des morgens vroeg opstonden, ziet, Dagon lag op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN; maar het hoofd van Dagon, en de beide palmen zijner handen afgehouwen, aan den dorpel; alleenlijk was Dagon daarop overgebleven.

1 Samuël 5:4 Meaning and Commentary

1 Samuel 5:4

And when they arose early on the morrow morning
For the same purpose as before; unless they had any curiosity to indulge, to see whether the ark and Dagon agreed better together, if they had any suspicion that the former mischance was to be attributed to some variance and disagreement between them:

behold, Dagon was fallen upon his face to the ground before the ark of
the Lord:
again, and in a worse condition than before:

and the head of Dagon, and both the palms of his hands, were cut off
upon the threshold;
of the temple, upon which he fell with such force, that the threshold cut off his head, and both his hands; which signified he had neither wisdom to contrive for his own safety, nor strength and power to defend himself; and therefore of what advantage could he be to his votaries? This may be an emblem of the fall of idolatry in the Gentile world, before the preaching of Christ and his Gospel in it; or of the idol of man's righteousness, which is set up, though it cannot stand, against the righteousness of Christ, and of man's renouncing that, when convinced of the weakness and insufficiency of it, and submitting to the righteousness of Christ:

only the stump of Dagon was left to him:
his body, as the Targum, his head and hands being cut off; or, as it is in the Hebrew text, only Dagon was left; that is, the fishy part of this idol; for "Dag" signifies a fish; and, as Kimchi relates, this idol, from the navel upwards, had the form of a man, and from thence downwards the form of a fish; and it was the lower part that was left; (See Gill on Judges 16:23).

1 Samuël 5:4 In-Context

2 En de Filistijnen namen de ark Gods, en zij brachten ze in het huis van Dagon, en stelden ze bij Dagon.
3 Maar als die van Asdod des anderen daags vroeg opstonden, ziet, zo was Dagon op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN. En zij namen Dagon en zetten hem weder op zijn plaats.
4 Toen zij nu des anderen daags des morgens vroeg opstonden, ziet, Dagon lag op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN; maar het hoofd van Dagon, en de beide palmen zijner handen afgehouwen, aan den dorpel; alleenlijk was Dagon daarop overgebleven.
5 Daarom treden de priesters van Dagon, en allen, die in het huis van Dagon komen, niet op den dorpel van Dagon te Asdod, tot op dezen dag.
6 Doch de hand des HEEREN was zwaar over die van Asdod, en verwoestte hen; en Hij sloeg ze met spenen, Asdod en haar landpalen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.