1 Samuël 9:6

6 Hij daarentegen zeide tot hem: Zie toch, er is een man Gods in deze stad, en hij is een geeerd man; al wat hij spreekt, dat komt zekerlijk; laat ons nu derwaarts gaan, misschien zal hij ons onzen weg aanwijzen, op denwelken wij gaan zullen.

1 Samuël 9:6 Meaning and Commentary

1 Samuel 9:6

And he said unto him
That is, the servant of Saul:

behold, now, there is in this city a man of God;
a prophet of the Lord, as the Targum; such were called men of God, because not only partakers of the grace of God, but of extraordinary gifts, which qualified them for the office of prophets. The city near to which they now were was Ramah, the place where Samuel lived, and he is the man of God here meant:

and he is an honourable man;
of great esteem among men for his wisdom and knowledge, integrity and faithfulness, and particularly for his gift of prophecy, being a true prophet of the Lord; so the Targum,

``and he is a man that prophesies truth,''

and that made him honourable, and gave him great credit:

all that he saith cometh surely to pass;
as his prophecies concerning Eli's family, and other things, which were well known to have had their accomplishment, and this had gained him universal esteem, see ( 1 Samuel 3:19 ) ,

now let us go thither;
being very near it, within sight of it, insomuch that the servant could point at it, and say "this city", as in the preceding part of the verse:

peradventure he can show us our way that we should go;
to find the asses; he was not certain he could or would, but thought it possible and probable he might.

1 Samuël 9:6 In-Context

4 Hij dan ging door het gebergte van Efraim, en hij ging door het land van Salisa, maar zij vonden ze niet; daarna gingen zij door het land van Sahalim, maar zij waren er niet; verder ging hij door het land van Jemini, doch zij vonden ze niet.
5 Toen zij in het land van Zuf kwamen, zeide Saul tot zijn jongen, die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren; dat niet misschien mijn vader van de ezelinnen aflate, en voor ons bekommerd zij.
6 Hij daarentegen zeide tot hem: Zie toch, er is een man Gods in deze stad, en hij is een geeerd man; al wat hij spreekt, dat komt zekerlijk; laat ons nu derwaarts gaan, misschien zal hij ons onzen weg aanwijzen, op denwelken wij gaan zullen.
7 Toen zeide Saul tot zijn jongen: Maar zie, zo wij gaan, wat zullen wij toch dien man brengen? Want het brood is weg uit onze vaten, en wij hebben geen gaven, om den man Gods te brengen; wat hebben wij?
8 En de jongen antwoordde Saul verder en zeide: Zie, er vindt zich in mijn hand het vierendeel eens zilveren sikkels; dat zal ik den man Gods geven, opdat hij ons onzen weg wijze.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.