2 Koningen 23:30

30 En zijn knechten voerden hem dood op een wagen van Megiddo, en brachten hem te Jeruzalem, en begroeven hem in zijn graf; en het volk des lands nam Joahaz, den zoon Josia, en zalfden hem, en maakten hem koning in zijns vaders plaats.

2 Koningen 23:30 Meaning and Commentary

2 Kings 23:30

And his servants carried him in a chariot dead from Megiddo,
&c.] They took him out of the chariot in which he was wounded, and put him into another, where he died of his wounds by the way; being mortally wounded, he is said to be dead, or a dead man, see ( 2 Chronicles 35:24 )

and brought him to Jerusalem;
which, according to Bunting F2, was forty four miles from Megiddo:

and buried him in his own sepulchre;
which either he had provided for himself in his lifetime, or which in common belonged to the kings of Judah, see ( 2 Chronicles 35:24 )

and the people of the land took Jehoahaz the son of Josiah, and
anointed him, and made him king in his father's stead;
though he was not the eldest son, Jehoiakim, who was afterwards placed in his room, being two years older, as appears from ( 2 Kings 23:31 2 Kings 23:36 ) and this is the reason, as the Jewish commentators in general agree, that he was anointed; which they say was never done to the son of a king, unless there was a competitor, or some objection to, or dispute about, the succession, as in the case of Solomon and others.


FOOTNOTES:

F2 Travels p. 188.

2 Koningen 23:30 In-Context

28 Het overige nu der geschiedenissen van Josia, en al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda?
29 In zijn dagen toog Farao Necho, de koning van Egypte, op tegen den koning van Assyrie, naar de rivier Frath; en de koning Josia toog hem tegemoet, en hij doodde hem te Megiddo, als hij hem gezien had.
30 En zijn knechten voerden hem dood op een wagen van Megiddo, en brachten hem te Jeruzalem, en begroeven hem in zijn graf; en het volk des lands nam Joahaz, den zoon Josia, en zalfden hem, en maakten hem koning in zijns vaders plaats.
31 Drie en twintig jaren was Joahaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, de dochter van Jeremia, van Libna.
32 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vaderen gedaan hadden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.