2 Koningen 5:5

5 Toen zeide de koning van Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan den koning van Israel zenden. En hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers, en zes duizend sikkelen gouds, en tien wisselklederen.

2 Koningen 5:5 Meaning and Commentary

2 Kings 5:5

And the king of Syria said, go to, go
On what Naaman related to him from what the maid had said, he urged him by all means to go directly to Samaria:

and I will send a letter unto the king of Israel;
recommending him to use his interest in his behalf; this was Jehoram the son of Ahab:

and he departed;
set out on his journey immediately, as soon as he could conveniently:

and took with him ten talents of silver, and six thousand pieces of
gold;
partly for the expenses of his journey, and partly to make presents to the king of Israel's servants, and especially to the prophet; a talent of silver, according to Brerewood F4, was three hundred and seventy five pounds of our money; but, according to Bishop Cumberland's F5 exact calculation, it was three hundred and fifty and three pounds eleven shillings and ten and an half pence the pieces of gold are, by the Targum, called golden pence, and a golden penny, according to the first of the above writers F6, was of the value of our money fifteen shillings; so that these amounted to 4500 pounds sterling:

and ten changes of raiment;
both for his own use, and presents.


FOOTNOTES:

F4 De Ponder. & Pret. Vet. Num. c. 4.
F5 Scripture Weights and Measures, c. 4. p. 120.
F6 Ut supra, (De Ponder. & Pret. Vet. Num.) c. 3.

2 Koningen 5:5 In-Context

3 Deze zeide tot haar vrouw: Och, of mijn heer ware voor het aangezicht van den profeet, die te Samaria is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen.
4 Toen ging hij in en gaf het zijn heer te kennen, zeggende: Zo en zo heeft de jonge dochter gesproken, die uit het land van Israel is.
5 Toen zeide de koning van Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan den koning van Israel zenden. En hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers, en zes duizend sikkelen gouds, en tien wisselklederen.
6 En hij bracht den brief tot den koning van Israel, zeggende: Zo wanneer nu deze brief tot u zal gekomen zijn, zie, ik heb mijn knecht Naaman tot u gezonden, dat gij hem ontledigt van zijn melaatsheid.
7 En het geschiedde, als de koning van Israel den brief gelezen had, dat hij zijn klederen scheurde, en zeide: Ben ik dan God, om te doden en levend te maken, dat deze tot mij zendt, om een man van zijn melaatsheid te ontledigen? Want voorwaar, merkt toch, en ziet, dat hij oorzaak tegen mij zoekt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.