2 Koningen 8:28

28 En hij toog met Joram, den zoon van Achab, naar den strijd, te Ramoth in Gilead, tegen Hazael, den koning van Syrie; en de Syriers sloegen Joram.

2 Koningen 8:28 Meaning and Commentary

2 Kings 8:28

And he went with Joram the son of Ahab
His mother's brother, and so his uncle:

to the war against Hazael king of Syria in Ramothgilead;
which he went to recover out of the hands of the king of Syria, as his father Ahab had attempted in his time; in which he was assisted by Jehoshaphat, as now Joram was by a grandson of his:

and the Syrians wounded Joram;
as they did his father Ahab at the same place, though his wound was not mortal, as his father's was.

2 Koningen 8:28 In-Context

26 Twee en twintig jaren was Ahazia oud, als hij koning werd, en regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, de dochter van Omri, den koning van Israel.
27 En hij wandelde in den weg van het huis van Achab, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab; want hij was een schoonzoon van het huis van Achab.
28 En hij toog met Joram, den zoon van Achab, naar den strijd, te Ramoth in Gilead, tegen Hazael, den koning van Syrie; en de Syriers sloegen Joram.
29 Toen keerde Joram, de koning wederom, opdat hij zich te Jizreel helen liet van de slagen, die hem de Syriers te Rama geslagen hadden, als hij streed tegen Hazael den koning van Syrie; en Ahazia, de zoon van Jehoram, de koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.