2 Kronieken 26:6

6 Want hij toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen.

2 Kronieken 26:6 Meaning and Commentary

2 Chronicles 26:6

And he went forth, and warred against the Philistines
Who in the times of Jehoram broke in upon Judah, and distressed them, ( 2 Chronicles 21:16 2 Chronicles 21:17 )

and brake down the wall of Gath;
which was one of the five principalities of the Philistines:

and the wall of Jabneh;
nowhere else mentioned in Scripture, but frequent in the Jewish writings; where the sanhedrim sometimes sat, and where was a famous university, and from whence sprung many of the Jewish rabbins; it is the same which in some writers is called Jamnia, and was a port near to Joppa; and belonged to the tribe of Dan, as Josephus ^F13 writes:

and the wall of Ashdod:
another of the principalities of the Philistines, the same with the Azotus of the New Testament; he dismantled all these places:

and built cities about Ashdod, and among the Philistines;
where he placed garrisons to keep them in awe; see ( Amos 1:8 ) .

---

FOOTNOTES:

F13 Antiqu. l. 5. c. 9. sect. 22.

2 Kronieken 26:6 In-Context

4 En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader Amazia gedaan had.

5 Want hij begaf zich om God te zoeken, in de dagen van Zacharia, die verstandig was in de gezichten Gods; in de dagen nu, dat hij den HEERE zocht, maakte hem God voorspoedig.

6 Want hij toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen.

7 En God hielp hem tegen de Filistijnen, en tegen de Arabieren, die te Gur-Baal woonden, en tegen de Meunieten.

8 En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot den ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste.