2 Kronieken 32:18

18 En zij riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op den muur was, om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen.

2 Kronieken 32:18 Meaning and Commentary

2 Chronicles 32:18

Then they cried with a loud voice in the Jews' speech unto the
people of Jerusalem that were on the wall
The messengers of Sennacherib, particularly Rabshakeh the chief speaker; though they were desired to speak in the Syrian language, ( Isaiah 36:11 Isaiah 36:13 ) ,

but this they did to affright them, and to trouble them, that they
might take the city;
to throw them into terror and confusion, that they might prevail upon them to deliver up the city to them.

2 Kronieken 32:18 In-Context

16 Daartoe spraken zijn knechten nog meer tegen God, den HEERE, en tegen Zijn knecht Jehizkia.
17 Ook schreef hij brieven, om den HEERE, den God Israels, te honen en om tegen Hem te spreken, zeggende: Gelijk de goden van de natien der landen, die hun volk uit mijn hand niet gered hebben, alzo zal de God van Jehizkia Zijn volk uit mijn hand niet redden.
18 En zij riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op den muur was, om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen.
19 En zij spraken van den God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der aarde, een werk van mensenhanden.
20 Maar de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen, en zij riepen naar den hemel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.