2 Petrus 2:8

8 (Want deze rechtvaardige man, wonende onder hen, heeft dag op dag zijn rechtvaardige ziel gekweld, door het zien en horen van hun ongerechtige werken);

2 Petrus 2:8 Meaning and Commentary

2 Peter 2:8

For that righteous man dwelling among them
Which is sometimes the lot of good men, to their great sorrow and grief, ( Psalms 120:5-7 ) ( Isaiah 6:5 ) . Upon mentioning those words in ( Genesis 13:12 Genesis 13:13 ) "and pitched his tent towards Sodom", but the men of Sodom were wicked, &c. says R. Eleazar F9;

``he is a righteous man that dwells between two wicked men, and does not learn their works;''

and such an one was Lot, whatever they are elsewhere pleased to say of him: "in seeing and hearing"; the Vulgate Latin version reads this in connection with the word "righteous", thus, "in seeing and hearing he was righteous": he could not bear to see their filthy actions, and hear their obscene language, but turned away from them, and shut his eyes, and stopped his ears, by which he appears to be a righteous and good man; though rather this belongs to what follows, seeing their wicked practices, and hearing their filthy talk:

vexed his righteous soul from, day today with their unlawful deeds;
either "they vexed" him, as the Vulgate Latin and Ethiopic versions read; or rather "he vexed" himself; he fretted and teased himself, and became exceeding uneasy, and was put upon a rack and tortured, as the word signifies, continually, with their wicked actions; see ( Psalms 119:158 ) .


FOOTNOTES:

F9 T. Bab. Yoma, fol. 38. 2.

2 Petrus 2:8 In-Context

6 En de steden van Sodoma en Gomorra tot as verbrandende met omkering veroordeeld heeft, en tot een voorbeeld gezet dengenen, die goddelooslijk zouden leven;
7 En den rechtvaardigen Lot, die vermoeid was van den ontuchtigen wandel der gruwelijken mensen, daaruit verlost heeft;
8 (Want deze rechtvaardige man, wonende onder hen, heeft dag op dag zijn rechtvaardige ziel gekweld, door het zien en horen van hun ongerechtige werken);
9 Zo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen, en de onrechtvaardigen te bewaren tot den dag des oordeels, om gestraft te worden;
10 Maar allermeest degenen, die naar het vlees in onreine begeerlijkheid wandelen, en de heerschappij verachten; die stout zijn, zichzelven behagen, en die de heerlijkheden niet schromen te lasteren;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.