2 Samuël 13:30

30 En het geschiedde, als zij op den weg waren, dat het gerucht tot David kwam, dat men zeide: Absalom heeft al de zonen des konings geslagen, en er is niet een van hen overgelaten.

2 Samuël 13:30 Meaning and Commentary

2 Samuel 13:30

And it came to pass while they were in the way
On their road homewards, before they got to Jerusalem:

that tidings came to David;
perhaps brought by one who was at the entertainment, who upon seeing Amnon smitten, immediately rose up and fled with the news of it to David:

saying, Absalom hath slain all the king's sons, and there is not one of
them left;
which he might suppose was the design of Absalom, and was done before that time; however, so it was ordered in Providence, that David, that rejoiced at the news of the death of Uriah, might be terrified with the tidings of the death of all his sons; and for a while it was as if it was really so, which occasioned the following behaviour in him.

2 Samuël 13:30 In-Context

28 Absalom nu gebood zijn jongens, zeggende: Let er nu op, als Amnons hart vrolijk is van den wijn, en ik tot ulieden zal zeggen: Slaat Amnon, dan zult gij hem doden; vreest niet; is het niet, omdat ik het u geboden heb? Zijt sterk en weest dapper.

29 En Absaloms jongens deden aan Amnon, gelijk als Absalom geboden had. Toen stonden alle zonen des konings op, en reden een iegelijk op zijn muildier, en vloden.

30 En het geschiedde, als zij op den weg waren, dat het gerucht tot David kwam, dat men zeide: Absalom heeft al de zonen des konings geslagen, en er is niet een van hen overgelaten.

31 Toen stond de koning op, en scheurde zijn klederen, en legde zich neder ter aarde; desgelijks stonden al zijn knechten met gescheurde klederen.

32 Maar Jonadab, de zoon van Simea, Davids broeder, antwoordde en zeide: Mijn heer zegge niet, dat zij al de jongelingen, des konings zonen, gedood hebben; maar Amnon alleen is dood; want bij Absalom is er op toegelegd, van den dag af, dat hij zijn zuster Thamar verkracht heeft.