2 Samuël 14:6

6 Nu had uw dienstmaagd twee zonen, en deze beiden twistten in het veld, en er was geen scheider tussen hen; en de een sloeg den ander, en doodde hem.

2 Samuël 14:6 Meaning and Commentary

2 Samuel 14:6

And thy handmaid had two sons
Two are observed, that her case might suit with Amnon and Absalom:

and they two strove together in the field;
they quarrelled, and fought in the field, where there were no witnesses of what they did to each other; whereby she would suggest that Ammon was killed in the field, of which there were no witnesses, and therefore Absalom ought not to die; whereas it was in Absalom's house, at his table, and where the rest of the king's sons were present, and witnesses of it:

and [there was] none to part them;
which, had there been, might have prevented the sad disaster; this, as Abarbinel thinks, is pointed at David, who when Amnon forced Tamar, did not correct him for it, nor seek to make peace between the brethren, and hence followed what had happened:

but the one smote the other, and slew him;
as say the accusers of him that is living; for the fable supposes there was none with them; however, she suggests, as the above writer observes, that one gave the first blow, and so was the aggressor; and that he that was smitten rose up in his own defence, and in his passion slew him that smote him; which is observed to lessen the crime, and to intimate that Amnon was the aggressor, who first began the sin and quarrel, in ravishing Tamar, and so reproaching Absalom; and therefore his blood was upon his own head.

2 Samuël 14:6 In-Context

4 En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning, als zij op haar aangezicht ter aarde was gevallen, en zich nedergebogen had, zo zeide zij: Behoud, o koning!

5 En de koning zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk, ik ben een weduwvrouw, en mijn man is gestorven.

6 Nu had uw dienstmaagd twee zonen, en deze beiden twistten in het veld, en er was geen scheider tussen hen; en de een sloeg den ander, en doodde hem.

7 En zie, het ganse geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder geslagen heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; alzo zullen zij mijn kool, die overgebleven is, uitblussen, opdat zij mijn man geen naam noch overblijfsel laten op den aardbodem.

8 Toen zeide de koning tot deze vrouw: Ga naar uw huis, en ik zal voor u gebieden.