2 Samuël 19:19

19 En hij zeide tot den koning: Mijn heer rekene mij niet toe de misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht verkeerdelijk gedaan heeft, te dien dage, als mijn heer de koning uit Jeruzalem uitging, dat het de koning zich ter harte zoude nemen.

2 Samuël 19:19 Meaning and Commentary

2 Samuel 19:19

And said unto the king, let not my lord the king impute
iniquity unto me
That is, deal with him according to the desert of it, punish him for it, but forgive it: for non-imputation of sin is in effect the pardon of it:

neither do thou remember that which thy servant did perversely the day
my lord the king went out of Jerusalem:
he desires that he would not only forgive, but forget it; he owns it was a perverse action, and aggravated by being done at the time when the king was in great trouble and distress:

that the king should take it to his heart;
and determine to avenge himself on him for it.

2 Samuël 19:19 In-Context

17 En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk over de Jordaan, voor den koning.
18 Als nu de pont overvoer, om het huis des konings over te halen, en te doen, wat goed was in zijn ogen, zo viel Simei, de zoon van Gera, neder voor het aangezicht des konings, als hij over de Jordaan voer;
19 En hij zeide tot den koning: Mijn heer rekene mij niet toe de misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht verkeerdelijk gedaan heeft, te dien dage, als mijn heer de koning uit Jeruzalem uitging, dat het de koning zich ter harte zoude nemen.
20 Want uw knecht weet het zekerlijk, ik heb gezondigd; doch zie, ik ben heden gekomen, de eerste van het ganse huis van Jozef, om mijn heer den koning tegemoet af te komen.
21 Toen antwoordde Abisai, de zoon van Zeruja, en zeide: Zou dan Simei hiervoor niet gedood worden? Zo hij toch den gezalfde des HEEREN gevloekt heeft.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.