2 Samuël 19:35

35 Ik ben heden tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad? Zou uw knecht kunnen smaken, wat ik eet en wat ik drink? Zoude ik meer kunnen horen naar de stem der zangers en zangeressen? En waarom zou uw knecht mijn heer den koning verder tot een last zijn?

2 Samuël 19:35 Meaning and Commentary

2 Samuel 19:35

I [am] this day fourscore years old
Not that that day was precisely his birthday, but that he was about such an age, very little under or over; very probably he was full that age:

[and] can I discern between good and evil?
signifying, either that his intellectual powers were impaired, and could not distinguish what was right and wrong, and so could be of no service to David in his privy council, or any court of judicature, he was fit for no post or office under him; or that his natural senses were not quick to distinguish between good and bad, particularly between good and bad food, which he could neither discern by smell nor taste, as follows:

can thy servant taste what I eat or what I drink?
have any gust or relish of, or take any delight or pleasure in eating and drinking; so that the most delicious food, and richest wines, and all the dainties of a king's table, would signify nothing to him:

can I hear any more the voice of singing men and singing women?
either being so deaf that he could not hear them at all, or however not with any delight; the evil days being come upon him, in which he could take no pleasure in the diversions of a court:

wherefore then should thy servant be yet a burden unto my lord the
king?
he could neither take any pleasure himself, nor be of any service to the king, but on the contrary a burden to him; not only on account of his sustenance, and being obliged to have servants to attend him, which might be the least part of his burden, but his company would be disagreeable and troublesome, through the infirmities of old age upon him.

2 Samuël 19:35 In-Context

33 En de koning zeide tot Barzillai: Trekt gij met mij over, en ik zal u bij mij te Jeruzalem onderhouden.
34 Maar Barzillai zeide tot den koning: Hoe veel zullen de dagen der jaren mijns levens zijn, dat ik met den koning zou optrekken naar Jeruzalem?
35 Ik ben heden tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad? Zou uw knecht kunnen smaken, wat ik eet en wat ik drink? Zoude ik meer kunnen horen naar de stem der zangers en zangeressen? En waarom zou uw knecht mijn heer den koning verder tot een last zijn?
36 Uw knecht zal maar een weinig met den koning over de Jordaan gaan; waarom toch zou mij de koning zulk een vergelding doen?
37 Laat toch uw knecht wederkeren, dat ik sterve in mijn stad, bij het graf mijns vaders en mijner moeder; maar zie, daar is uw knecht Chimham, laat dien met mijn heer den koning overtrekken, en doe hem, wat goed is in uw ogen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.