2 Samuël 3:32

32 Als zij nu Abner te Hebron begroeven, zo hief de koning zijn stem op, en weende bij Abners graf; ook weende al het volk.

2 Samuël 3:32 Meaning and Commentary

2 Samuel 3:32

And they buried Abner in Hebron
According to the Jewish account of places of burial ^F19, he was buried in the midst of the city, though burying places were generally without; and so Fuller ^F20 places this in his map; whether the cave of Machpelah, which was near Hebron, was now used for a burying place, is not certain:

and the king lifted up his voice and wept at the grave of Abner;
made a great outcry, a loud lamentation, so as to be heard by all the people; and which no doubt was real and hearty, and not done merely with political views:

and all the people wept;
through concern for the death of Abner, especially on account of the manner in which it was, and in imitation of the king, and being affected with his tears and cries.

---

FOOTNOTES:

F19 Cippi Heb. p. 8.
F20 Pisgah-Sight in the Map of Judah.

2 Samuël 3:32 In-Context

30 Alzo hebben Joab en zijn broeder Abisai Abner doodgeslagen, omdat hij hun broeder Asahel te Gibeon in den strijd gedood had.

31 David dan zeide tot Joab en tot al het volk, dat bij hem was: Scheurt uw klederen, en gordt zakken aan, en weeklaagt voor Abner henen; en de koning David ging achter de baar.

32 Als zij nu Abner te Hebron begroeven, zo hief de koning zijn stem op, en weende bij Abners graf; ook weende al het volk.

33 En de koning maakte een klage over Abner, en zeide: Is dan Abner gestorven, als een dwaas sterft?

34 Uw handen waren niet gebonden, noch uw voeten in koperen boeien gedaan, maar gij zijt gevallen, gelijk men valt voor het aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende het ganse volk nog meer over hem.