2 Samuël 5:10

10 David nu ging geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de God der heirscharen, was met hem.

2 Samuël 5:10 Meaning and Commentary

2 Samuel 5:10

And David went on, and grew great
In honour and wealth, in fame and reputation, in subduing his enemies, obtaining conquests over them, and enlarging his dominions:

and the Lord God of hosts,
of armies above and below,

[was] with him:
to whom all his prosperity and success was owing. The Targum is,

``the Word of the Lord God of hosts was for his help,''

or his helper.

2 Samuël 5:10 In-Context

8 Want David zeide ten zelven dage: Al wie de Jebusieten slaat, en geraakt aan die watergoot, en die kreupelen, en die blinden, die van Davids ziel gehaat zijn, die zal tot een hoofd en tot een overste zijn; daarom zegt men: Een blinde en kreupele zal in het huis niet komen.
9 Alzo woonde David in den burg en noemde dien Davids stad. En David bouwde rondom van Millo af en binnenwaarts.
10 David nu ging geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de God der heirscharen, was met hem.
11 En Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en cederenhout, en timmerlieden, en metselaars; en zij bouwden David een huis.
12 En David merkte, dat de HEERE hem tot een koning over Israel bevestigd had, en dat Hij zijn koninkrijk verheven had, om Zijns volks Israels wil.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.