Amos 4:7

7 Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde.

Amos 4:7 Meaning and Commentary

Amos 4:7

And also I have withholden the rain from you
As he did for the space of three years successively in the days of Ahab, as predicted by Elijah, ( 1 Kings 17:1 ) ( 18:1 ) ; the consequences of which are very bad to men and beast, and bring on a scarcity of food for both, and a famine if long withheld: when [there were] yet three months to the harvest;
that is, three months before the harvest, as Jarchi; when, as Kimchi observes, there was need of rain: this was the latter rain which was usually given and expected about this time, and on which the goodness of the crop, and so of the harvest, greatly depended; these three months before barley harvest were December, January, and February, that being in March; and before the wheat harvest, February, March, and April, that being in May usually: and I caused it to rain upon one city, and caused it not to rain upon
another city;
so that it might appear to be not by the course of nature, or through the influence of the planets, or by chance; but was according to the direction of divine Providence, the hand of God was manifestly in it: yea, one piece was rained upon, and the piece whereupon it rained not
withered;
one piece of ground or field had a plentiful shower on it, whereby it became fruitful; and another field or close on the other side of the hedge or partition had none, whereby what did spring up withered away and came to nothing: or "one inheritance" F21, or farm, as some render it; one man's estate was well watered with rain from heaven, and brought forth much fruit; and another man's estate, for want of it, was barren, and brought forth nothing: thus God was pleased to do in his providence, to show his sovereignty, and to chastise men for their sins; and in such a manner as that they might, if not blind easily perceive his hand in it.


FOOTNOTES:

F21 (hqlx) "fundus", Mercerus, Vatablus; "hereditas", Targum.

Amos 4:7 In-Context

5 En rookt van het gedesemde een lofoffer, en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere HEERE.
6 Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
7 Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde.
8 En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
9 Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.