Daniël 3:17

17 Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen.

Daniël 3:17 Meaning and Commentary

Daniel 3:17

If it be so
That we must be cast into the fiery furnace, as thou hast threatened: our God whom we serve;
for though they did not serve the gods of the Babylonians, they did not live without God in the world; they believed in the one true God, the God of Israel, their covenant God and Father; whom they worshipped, had an interest in, and who had and would have a regard for them: he, say they, is able to deliver us from the burning fiery furnace;
either to prevent their being cast into it, or to preserve them unhurt in it, and to bring them safe out of it: instances of his power in other cases, such as the passage of the Israelites through the Red sea safe, when their enemies were drowned, with others, confirmed their faith in this: and he will deliver us out of thine hand, O king;
they might have a well grounded hope and persuasion of deliverance, arising partly from former instances of the divine power and goodness in such like cases; and partly from the consideration of the glory of God, which would be greatly conspicuous herein; and chiefly because of the king's defiance of God, and blasphemy against him, which they had reason to believe would be taken notice of; for it does not appear that they had any foresight of certain deliverance, or any secret intimation of it to them, or a full assurance of it, as is evident by what follows:

Daniël 3:17 In-Context

15 Nu dan, zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren, en des akkoordgezangs, en allerlei soort der muziek, nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, zo is het wel; maar zo gijlieden het niet aanbidt; ter zelfder ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou?

16 Sadrach, Mesach en Abed-nego antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnezar: Wij hebben niet nodig u op deze zaak te antwoorden.

17 Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen.

18 Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.

19 Toen werd Nebukadnezar vol grimmigheid, en de gedaante zijns aangezichts veranderde tegen Sadrach, Mesach en Abed-nego; hij antwoordde en zeide, dat men den oven zevenmaal meer heet zou maken dan men dien pleegt heet te maken.