Daniël 5:6

6 Toen veranderde zich de glans des konings, en zijn gedachten verschrikten hem; en de banden zijner lendenen werden los, en zijn knieen stieten tegen elkander aan.

Daniël 5:6 Meaning and Commentary

Daniel 5:6

Then the kings countenance changed
Or, "his brightness" {l}; his ruddy countenance, his florid looks, his gay airs; all his jollity and mirth, that appeared in his face, were changed into paleness, sadness, and confusion: and his thoughts troubled him;
what should be the meaning of this; perhaps he might immediately fear it presaged ruin and destruction to him; the sins of his former life might at once come into his thoughts, and those particularly he had now been guilty of; his luxury and intemperance, his idolatry and profanation of the vessels of the sanctuary, which his conscience might accuse him of, and give him great distress and trouble: so that the joints of his loins were loosed;
or, "the girdles of his loins" ^F13; which were loosed or broke, through the agitation he was in; or he was all over in a sweat, so that he was obliged to loose his girdle; or, as persons in great fear and consternation, he was seized with a pain in his back; it opened as it were; nor could he hold his urine; as Grotius and others; see ( Isaiah 45:1 ) , where this seems to be prophesied of: and his knees smote one against another;
as is the case of persons in a great tremor, or under a panic. "Et subito genua intremuere timore".--Ovid.

---

FOOTNOTES:

F12 (yhwyz) "splendores ejus", Montanus, Vatablus, Michaelis.
F13 (hurx yrjq) "cingula lumborum ejus", Pagninus, Junius & Tremellius, Cocceius.

Daniël 5:6 In-Context

4 Zij dronken den wijn, en prezen de gouden, en de zilveren, de koperen, de ijzeren, de houten en de stenen goden.

5 Ter zelfder ure kwamen er vingeren van eens mensen hand voort, die schreven tegenover den kandelaar, op de kalk van den wand van het koninklijk paleis, en de koning zag het deel der hand, die daar schreef.

6 Toen veranderde zich de glans des konings, en zijn gedachten verschrikten hem; en de banden zijner lendenen werden los, en zijn knieen stieten tegen elkander aan.

7 Zodat de koning met kracht riep dat men de sterrekijkers, de Chaldeen en de waarzeggers inbrengen zou; en de koning antwoordde en zeide tot de wijzen van Babel: Alle man, die dit schrift lezen, en deszelfs uitlegging mij te kennen zal geven, die zal met purper gekleed worden, met een gouden keten om zijn hals, en hij zal de derde heerser in dit koninkrijk zijn.

8 Toen kwamen al de wijzen des konings in; maar zij konden dit schrift niet lezen, noch den koning deszelfs uitlegging bekend maken.