Deuteronomium 14:25

25 Zo maak het tot geld, en bindt het geld in uw hand, en gaat naar de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal;

Deuteronomium 14:25 Meaning and Commentary

Deuteronomy 14:25

Thou shalt then turn it into money
The tithe, which would be lighter and easier carriage:

and bind up the money in thine hand;
put it into a bag or purse, and tie it up and carry it in the hand; which some think was ordered, that it might not be mixed with other money; but it seems only to have respect to journeying, and making it fit for that. The Jewish writers {u}, some of them, give a different sense of the word we render "bind up", and interpret it of marking the silver, or impressing a form, figure, or image on it with the hand; they mean that it must be coined money; so Maimonides ^F23, they may not profane the sacred tithe with money not coined, nor with money not current, nor with money which is not in a man's power; for it is said,

in thine hand;
which the man is possessed of and is his own property:

and shalt go unto the place which the Lord that God shall choose;
carrying the money along with him, for which he sold the tithe.

---

FOOTNOTES:

F21 Bartenora in Misn. Beracot, c. 7. sect. 1. Maimon. & Bartenora in Misn. Maaser Sheni, c. 11. sect. 2. & in Misn. Sabbat, c. 18. sect. 1.
F23 In Misn. Maaser Sheni, c. 11. sect. 2.

Deuteronomium 14:25 In-Context

23 En voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ter plaatse, die Hij verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult gij eten de tienden van uw koren, van uw most, en van uw olie, en de eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen; opdat gij den HEERE, uw God, leert vrezen alle dagen.

24 Wanneer dan nog de weg voor u te veel zal zijn, dat gij zulks niet zoudt kunnen heendragen, omdat de plaats te verre van u zal zijn, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te stellen; wanneer de HEERE, uw God, u zal gezegend hebben;

25 Zo maak het tot geld, en bindt het geld in uw hand, en gaat naar de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal;

26 En geeft dat geld voor alles, wat uw ziel gelust, voor runderen en voor schapen, en voor wijn, en voor sterken drank, en voor alles, wat uw ziel van u begeren zal, en eet aldaar voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en weest vrolijk, gij en uw huis.

27 Maar den Leviet, die in uw poorten is, zult gij niet verlaten; want hij heeft geen deel noch erve met u.