Deuteronomium 29:25

25 Dan zal men zeggen: Omdat zij het verbond des HEEREN, des Gods hunner vaderen, hebben verlaten, dat Hij met hen gemaakt had, als Hij hen uit Egypteland uitvoerde;

Deuteronomium 29:25 Meaning and Commentary

Deuteronomy 29:25

Then men shall say
The answer that will be returned to the above questions will be this

because they have forsaken the covenant of the Lord God of their
fathers:
breakers of covenants with men are always reckoned among the worst of men, see ( Romans 1:31 ) ; and especially breakers of covenant with God, and with such a God as the God of Israel was, so good, so kind, and gracious; and of such a covenant he made with them, in which so many good things were promised unto them, on condition of their obedience; as the continuance in, such a land they dwelt in, with an abundance of privileges, civil and religious: and this covenant God of theirs was the God of their fathers also; and it was always reckoned an heinous sin among the Heathens to forsake the gods of their ancestors; see ( Jeremiah 2:11 ) ;

which he made with them when he brought them out of the land of Egypt;
which is another aggravation of their breach of the covenant the Lord made with them; it being made with them by that God, and at that time, when he in so wonderful a manner, with such mighty power, and a outstretched arm, and in great kindness and tenderness to them, brought then, out of hard bondage and most wretched slavery in Egypt.

Deuteronomium 29:25 In-Context

23 Dat zijn ganse aarde zij zwavel en zout der verbranding; die niet bezaaid zal zijn, en geen spruit zal voortgebracht hebben, noch enig kruid daarin zal opgekomen zijn; gelijk de omkering van Sodom en Gomorra, Adama en Zeboim, die de HEERE heeft omgekeerd in Zijn toorn en in Zijn grimmigheid;

24 En alle volken zullen zeggen: Waarom heeft de HEERE aan dit land alzo gedaan? Wat is de ontsteking van dezen groten toorn?

25 Dan zal men zeggen: Omdat zij het verbond des HEEREN, des Gods hunner vaderen, hebben verlaten, dat Hij met hen gemaakt had, als Hij hen uit Egypteland uitvoerde;

26 En zij heengegaan zijn, en andere goden gediend en zich voor die gebogen hebben; goden, die hen niet gekend hadden, en geen van welke hun iets medegedeeld had;

27 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen dit land, om daarover te brengen al dezen vloek, die in dit boek geschreven is.