Deuteronomium 31:19

19 En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen Israels; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen Israels.

Images for Deuteronomium 31:19

Deuteronomium 31:19 Meaning and Commentary

Deuteronomy 31:19

Now, therefore, write ye this song for you
Which was now dictated by the Lord, and given to Moses and Joshua to write, which is recorded in ( Deuteronomy 32:1-43 ) :

and teach it the children of Israel;
teach them by it, instructing them in the meaning of it: thus it was usual in ancient times to write things in verses, that they might be the more pleasingly attended to and regarded, and be longer retained in memory; and especially this practice was used with children, and still is:

put it in their mouths;
oblige them to get it by heart, or lay it up in their memories, and repeat it frequently, that it may be familiar to them, and not be forgotten by them:

that this song may be a witness for me against the children of Israel;
when in times to come they shall call to mind how in this song they were cautioned against such and such sins, and what they were threatened with should befall them on account of them, and how all things have come to pass exactly as foretold in it; which would be a testimony for God of his goodness to them, of his tender care of them, and concern for them, in the previous cautions he gave them; and of his foreknowledge of future events; and a testimony against them for their ingratitude and other sins.

Deuteronomium 31:19 In-Context

17 Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve ontsteken, en Ik zal hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, dat zij ter spijze zijn, en vele kwaden en benauwdheden zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben mij deze kwaden niet getroffen, omdat mijn God in het midden van mij niet is?
18 Ik dan zal Mijn aangezicht te dien dage ganselijk verbergen, om al het kwaad, dat het gedaan heeft; want het heeft zich gewend tot andere goden.
19 En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen Israels; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen Israels.
20 Want Ik zal dit volk inbrengen in het land, dat Ik zijn vaderen gezworen heb, vloeiende van melk en honig, en het zal eten, en verzadigd, en vet worden; dan zal het zich wenden tot andere goden, en hen dienen, en zij zullen Mij tergen, en Mijn verbond vernietigen.
21 En het zal geschieden, wanneer vele kwaden en benauwdheden hetzelve zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden tot getuige; want het zal uit den mond zijns zaads niet vergeten worden; dewijl Ik weet zijn gedichtsel dat het heden maakt, aleer Ik het inbreng in het land, dat Ik gezworen heb.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.