Deuteronomium 31:17

17 Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve ontsteken, en Ik zal hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, dat zij ter spijze zijn, en vele kwaden en benauwdheden zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben mij deze kwaden niet getroffen, omdat mijn God in het midden van mij niet is?

Deuteronomium 31:17 Meaning and Commentary

Deuteronomy 31:17

Then my anger shall be kindled against them in that day
As the anger of a man is against his wife who has treacherously departed from him: and jealousy, which is the rage of such a man, is very cruel; and much more the wrath and anger of a jealous God, who is a consuming fire:

and I will forsake them;
withdraw his favours from them, and his protection of them:

and I will hide my face from them;
take no notice of them in a providential way for good, nor hear their cries, to deliver them from evil:

and they shall be devoured;
by their enemies, or by the sore judgments of God, by famine, sword, pestilence, and evil beasts, they and their substance:

and many evils and troubles shall befall them;
both in their own land, and in other countries, where they would be, and have been carried captive:

so that they will say in that day, are not these evils come upon us,
because our God [is] not amongst us?
of which they would be sensible by their being exposed to their enemies for want of his protection, and by the evils upon them through his displeasure, and by their being deprived of the good things that came from him; but no intimation is given of their being sensible of their sins as the cause of all this.

Deuteronomium 31:17 In-Context

15 Toen verscheen de HEERE in de tent, in de wolkkolom; en de wolkkolom stond boven de deur der tent.
16 En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, gij zult slapen met uw vaderen; en dit volk zal opstaan, en nahoereren de goden der vreemden van dat land, waar het naar toe gaat, in het midden van hetzelve; en het zal Mij verlaten en vernietigen Mijn verbond, dat Ik met hetzelve gemaakt heb.
17 Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve ontsteken, en Ik zal hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, dat zij ter spijze zijn, en vele kwaden en benauwdheden zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben mij deze kwaden niet getroffen, omdat mijn God in het midden van mij niet is?
18 Ik dan zal Mijn aangezicht te dien dage ganselijk verbergen, om al het kwaad, dat het gedaan heeft; want het heeft zich gewend tot andere goden.
19 En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen Israels; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen Israels.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.