Deuteronomium 9:26

26 En ik bad tot den HEERE, en zeide: Heere, HEERE, verderf Uw volk en Uw erfdeel niet, dat Gij door Uw grootheid verlost hebt; dat Gij uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd.

Deuteronomium 9:26 Meaning and Commentary

Deuteronomy 9:26

And I prayed therefore unto the Lord
What follows is a different prayer from that in ( Exodus 32:31 Exodus 32:32 ) and agrees better with that in ( Deuteronomy 9:11 Deuteronomy 9:10 Deuteronomy 9:13 ) , delivered before he came down from the mount, yet could not be the same, because delivered at another forty days and nights:

and said, O Lord God, destroy not thy people, and thine inheritance:
because they were his inheritance, a people whom he had chosen for his peculiar treasure; this is the first argument used, another follows:

which thou hast redeemed through thy greatness;
redeemed out of the house of bondage, the land of Egypt, by his great power, as next explained:

which thou hast brought forth out of Egypt with a mighty hand:
inflicting plagues on the Egyptians, particularly destroying their firstborn, which made them the Israelites urge to depart.

Deuteronomium 9:26 In-Context

24 Wederspannig zijt gij geweest tegen den HEERE, van de dag af, dat ik u gekend heb.

25 En ik wierp mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig dagen en veertig nachten, in welke ik mij nederwierp, dewijl de HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou.

26 En ik bad tot den HEERE, en zeide: Heere, HEERE, verderf Uw volk en Uw erfdeel niet, dat Gij door Uw grootheid verlost hebt; dat Gij uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd.

27 Gedenk aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op de hardigheid dezes volks, noch op zijn goddeloosheid, noch op zijn zonde;

28 Opdat het land, van waar Gij ons hebt uitgevoerd, niet zegge: Omdat ze de HEERE niet kon brengen in het land, waarvan Hij hun gesproken had, en omdat Hij hen haatte, heeft Hij ze uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn.